toonstellingsmachinerie. Daarom ook maken alle afdelingen in het Boymans de ene na de andere expositie.
De nieuwe directeur Dercon heeft daarover andere opvattingen. Het museum moet minder een rollend tapijt zijn van allerlei tentoonstellingen. Hij verwerpt de ‘zap-cultuur’" van Crouwel. Dercon wil dat er meer samenhang is tussen de tentoonstellingen, als een soort verhaal.
In Witte de With, waar hij nu nog directeur is, is het team vooral geïnteresseerd in een programma in retrospectief, de reis naar achteruit, ‘le voyage au temps perdu’. Dat kun je volgens Dercon echter alleen maar ‘uit vandaag doen’. Hij volgt daarin Georges Didi-Huberman, die in zijn boek Devant l'image zegt ‘dat je Donatello niet kunt begrijpen zonder eerst Robert Morris te bestuderen’. Je kunt Fra Angelico niet begrijpen zonder Jackson Pollock. ‘Het is normaliter zo dat wij, die in hedendaagse kunst zijn geïnteresseerd, geacht worden alles te weten over Donatello, maar zij die Donatello bestuderen, hoeven niet te weten wie Morris is’. Het verleden kun je zonder het heden niet begrijpen. Je moet, meent Dercon, een visie hebben. ‘Ik heb die visie’, zei hij in een interview met de Volkskrant, ‘het geloof dat de dingen met elkaar te maken hebben, dat er een lijn in zit’. Dat wil hij in het Boymans tonen.
Dercon is in Lier geboren. Hij is 37. Kunstgeschiedenis studeerde hij in Leiden, met als bijvakken filmtheorie en theaterwetenschappen. Zelf zegt hij ‘geen connaisseur van kunst te zijn’, maar eerder een kunstmanager. Dercon doceerde aan de Brusselse kunsthogeschool Sint-Lucas en werkte met Stefaan Decostere en Jef Cornelis voor de Vlaamse televisie. Hij was artistiek directeur van het Newyorkse Institute of Contemporary Art PS 1 en The Clocktower Gallery in New York. Sinds 1990 is hij directeur van het beeldende kunstcentrum Witte de With en doceert hij aan de Amsterdamse kunstopleiding Ateliers.
De nieuwe directeur is een retorisch talent. Hij spreekt als een waterval, in volzinnen met veel verwij zingen naar Georges Bataille, Gilles Deleuze, de filmcriticus Serge Daney of de cineast Jean-Luc Godard. Dercon is geïnteresseerd in wat Umberto Eco ooit ‘de semiologie achter een gauloise’ heeft genoemd: het discours. Volgens hem gaat het bij veel museumdirecteuren of expositiemakers vooral om het historische gebouw, of om het spektakel. De plek is vaak belangrijker dan wat er getoond wordt, het gebouw belangrijker dan het programma. Wat ontbreekt, is de discussie. Dercon wil meer discours.
Dat heeft hij afgelopen jaren in Witte de With getoond. Bij elke tentoonstelling organiseerde hij ook een gesprek. ‘In Nederland kent het discours geen traditie’, zei Dercon bij de opening van het Witte de With. ‘Het werd in Nederland vervangen door het coIumnisme. België heeft het wel, maar er zijn in België dan ook geen columnisten’.