hoofdthema van de wreedheid in de wereld kan worden benoemd als dat van leven en dood, allebei onkenbaar, waaronder zich afgeleide thema's schikken als jagen en gejaagd worden, liefde en verdriet (het stranden der relaties), of de samenhang en cirkelgang der dingen. De kapper in het gedicht ‘De kapper spreekt tegen zijn spiegel’ is de Dood. Via de spiegel spreekt hij zijn klant toe:
maar u zit maar, u denkt aan de schaar niet, vertrouwt
op mijn zekere handen, tot straks of wat later
Die schaar is zijn instrument, als de zeis van Magere Hein:
tot dan meneer, houden mijn stille vriend
en ik de wereld keurig kort
De bundel telt ook een cyclus van zes korte gedichten over een uil die een rat heeft opgegeten, waarvan de resten in een uilebal overblijven. Het eerste gedicht vertelt het droevig lot van de rat:
die spotte met de lessen van de oude rot
ligt grauw gebald, ver van het leger: bont
en kraakbeen in een urn van vraatlust
In dit gedicht wordt de uil niet genoemd, maar wordt zijn aanwezigheid opgeroepen als een dreiging; twee keer wordt zijn ‘schaduw’ genoemd, en voorts ‘de zucht van zijn vleugels’, ‘een echo van klauwen’. En vooral: ‘op jacht / zwijgt zijn sabel’. Zodat de gejaagde tot twee maal toe wordt opgeroepen om op zijn qui-vive te zijn: ‘blijf kijken’. Dit imperatief blijf kijken met zijn dubbele betekenis van ‘verwonder u over de werkelijkheid’ en ‘pas er voor op’ resumeert kernachtig het gevoel dat Arie van den Berg op de lezer overdraagt. De uil eindigt in het laatste gedicht van de cyclus als een op zolder verstofte opgezette vogel:
jager die joeg en gejaagd werd: de kop
star naar rechts, als begerig op prooi maar
Terwijl de fundamentele thematiek betrokken is op de hachelijkheid en de begrenzingen van de menselijke conditie, wordt deze maar voor een deel uitgedrukt in menselijke motieven. Wel zijn er de trivialiteiten van het dagelijks mensenleven als ‘kroos’ en ‘kapper’, die het voor de lezer allemaal