feestelijke vertoning van de kleurenversie van Jour de Fête (1949) werd een onvergetelijke. Begeleid door een Franse blaaskapel en in aanwezigheid van Tati's dochter Sophie Tatischeff klonk een applaus op dat niet alleen de film gold maar evenzeer de gecompliceerde restauratie. Tati nam de film in zowel zwartwit als kleur op maar moest zich indertijd beperken tot één rood fietsachterlichtje in een zwart-wit-film. Na jarenlange computerexperimenten kon dan nu de kleurenversie vertoond worden, die de film niet beter maakt dan hij al was maar de viering van honderd jaar cinema des te feestelijker.
In dezelfde orde van grootte ligt de vertoning van een nieuwe kopie van The Wizard of Oz (1939) van Victor Fleming, een legendarische fantasiefilm die het programma-onderdeel ‘Films van Oz’ aanvoerde. Schrijverballing Salman Rushdie schreef een essay over de wonderlijke filmwereld van Oz en hield daarin een pleidooi voor de fantastische ontsnapping uit de werkelijkheid, hetgeen het festival inspireerde tot de selectie van een aantal films die zich zonder enige terughoudenheid overgeven aan het fantastische en de daarvoor geschikte cinematografische trucs met groot plezier hanteren. Naast vertederende prille pogingen als Die Puppe (1919) van Ernst Lubitsch en Le testament d'Orphée (1959) van Jean Cocteau waren ook recente films te zien als de animatiefilm met life action Cool World van Ralf Bakshi en het vrij gruwelijke The Secret Adentures of Tom Thumb van Dave Borthwick.
Dé ontdekking van het vorige festival was The Cow, een nieuwe film van de Tsjechische film-veteraan Karel Kachyna (o1924). Hij studeerde in 1950 af aan de filmacademie te Praag, maakte een aantal documentaires en werkte vervolgens voor het leger waar hij films over het soldatenleven maakte. In de jaren zestig bereikte hij grote artistieke hoogte met films als Hope (1963) en Long Live the Republic! (1965). Na de Russische inval in 1968 werden zijn films verboden, wat hem er niet van weerhield door te werken. Pas twintig jaar later kwamen zijn films weer in roulatie. Hij was bij vrijwel iedereen onbekend, ondanks een oeuvre van meer dan zeventig films. Dit jaar presenteerde het Rotterdamse festival in het programma-onderdeel ‘Fifty Years of Kachyna’ een keuze van twaalf films die een halve eeuw filmproduktie overspannen. De vaak schitterend gefotografeerde zwart-witfilms tonen een eigenzinnige blik op de werkelijkheid, met name het epische en visueel indrukwekkende Long Live the Republic!, een humoristische en vitale film van klassieke allure die een grotere bekendheid verdient.
Met bovengenoemde boeiende programma-onderdelen is nog niet het eigene van het Rotterdamse filmfestival beschreven. Dat schuilt in de speurtocht naar nieuwe cinematografische vormen van nog niet zo gevestigd talent. De retrospectieven vormen slechts een context waarbinnen de nieuwe talenten gewaardeerd kunnen worden, want, zo omschreef festival-directeur Emile Fallaux het, ‘al zijn termen als “nieuw” en “origineel” niet onbelangrijk voor een festival dat gericht is op de toekomst van de film, de jonge regisseurs zou geen dienst bewezen worden wanneer hun werk gepresenteerd werd los van de nu honderdjarige filmgeschiedenis’.
Zo kon tijdens de vierentwintigste editie van dit festival ook met verrassing kennis genomen worden van de tweede lange film Woyzeck van de Hongaar János Szász die in 1986 afstudeerde aan de Boedapester filmacademie. Zijn schitterende gefotografeerde film behelst een navrante bewerking van Georg Büchners gelijknamige toneelstuk over Weltschmerz en menselijke eenzaamheid. Een tweede ontdekking betrof een low-budget speelfilm van de Hongaars-Duitse filmacademiestudent Fred Keleman. In het aangrijpende Verhängnis, Kelemans rafelige ballade van Europese bannelingen, is de invloed van docent Béla Tarr waarneembaar zonder dat het afbreuk doet aan zijn eigenheid.
Het is typerend voor Rotterdam dat deze films met evenveel respect en aandacht gepresenteerd worden als werk van meer gevestigde filmmakers als Gianni Amelio, wiens Lamerica een indrukwekkend portret schetst van het ontredderde en chaotische Albanië. Of J'ai pas sommeil van Ciaire Denis, dat als een soort Franse Short Cuts de elkaar rakende levens van enkele inwoners van Parijs toont. Of Tsahal, het vijf uur durende portret van het Israelische leger van Claude Lanzmann, die veel kritiek kreeg op zijn ronduit bewonderende benadering van een omstreden instituut. Beter te verteren is het Deense The Kingdom, waarin Lars von Trier een grillige parodie op de soap-series