weldaad. Ongetwijfeld voldoet Pauline de Mols inventieve omwerking van dit huiveringwekkende sprookje tot een modern echtscheidingsdrama aan voldoende voorwaarden om de (jonge) toeschouwer naar de keel te grijpen.
Dat achteraf niettemin een gevoel van matte berusting overheerst, ligt misschien aan het feit dat het taalniveau, de regie en het toneelbeeld van de voorstelling zo geperfectioneerd zijn, dat tegelijk het gevaar loert van een zekere braafheid. Het zijn de fysieke inzet, de brutale wendingen en de instinctieve spontaniteit die bij Artemis te weinig accent krijgen. En dat maakt deze Medea tot een glad geslepen steen: mooi om naar te kijken weliswaar, maar zonder de verbijsterende aspecten van zijn ongepolijste oervorm.
Veel meer gepassioneerde energie straalt de voorstelling Dwaasheden uit, gemaakt voor jongeren vanaf negen jaar en gespeeld door Stichting Maskerade uit Amsterdam. Bij het schrijven van haar scenario liet regisseuse Loes Hegger zich inspireren door een serie etsen die de Spaanse schilder en graficus Goya rond 1820 maakte. Een keur aan fors geproportioneerde maskers, droefgeestig ogende poppen en groteske objecten vormt het materiaal waarmee de drie acteurs op overrompelende wijze een wereld oproepen waarin wreedheid, angst en hilariteit voortdurend stuivertje wisselen.
Er is nauwelijks tekst: ritmisch herhaalt een verliefd stel zijn in het Spaans gesproken liefdesverklaringen en een donkere koning houdt een lange redevoering in onverstaanbaar fraai Surinaams. De rest is lichaamstaal, mime, muziek - een kaleidoscopisch bewegingsspel op de grens van theater en dans. Nu en dan balanceren de metaforen op het randje van kitsch, bijvoorbeeld wanneer een ‘dwaze moeder’ ronddoolt tussen als lijken gedrapeerde poppen, kennelijk op zoek naar haar op het slagveld omgekomen zoon. Maar de meeste fragmenten stijgen boven die eenduidigheid uit, en dan wordt er een groot beroep gedaan
Manon Nieuweboer als Medea in ‘Vertel Medea vertel’ - Foto Joep Lennarts.
op de verbeeldingskracht van het jonge publiek.
De oprichters van Maskerade zijn nog volop bezig via het circuit van scholen en buurthuizen hun plaats binnen het jeugdtoneel op te eisen. Het theater dat zij maken laat zich nauwelijks vergelijken met het aanbod van de meer gerenommeerde gezelschappen, waardoor Maskerade de weg naar de belangrijke jeugdpodia waarschijnlijk niet gauw zal vinden. Maar in de achterkamers van het jongerentheater voert dit gezelschap een volstrekt unieke beeldtaal op, met een buitengewone zeggingskracht voor kinderen én voor volwassenen.
Om het overzicht compleet te maken tot slot een voorstelling voor de jongste generatie theaterbezoekers: Goud op sneeuw van de Rotterdamse Theatergroep Feniks, gemaakt voor kinderen vanaf vier jaar. De voorstelling gaat over een eskimojongen die samen met zijn opa op de Noordpool woont. Een meisje uit het land van de woestijnen, verdwaald na een uit de hand gelopen helikoptervlucht, verstoort de dagelijkse routine van het tweetal. Voor de jongen betekent haar komst natuurlijk een welkome afleiding, maar meteen ook is er de angst voor haar onvermijdelijke vertrek.
Voor kleuters is een dergelijk verhaal uitstekend te bevatten en ongetwijfeld zullen ze zich snel kunnen verplaatsen in de jongen Mok of het meisje Annie. Maar welbeschouwd heeft deze produktie van Feniks eigenlijk niet