De paradox van de fotografie
De Paradox van de Fotografie, een kritische geschiedenis is een boek dat beslist geschreven moest worden: gewoon omdat het in het Nederlandse taalgebied nog niet bestond en er behoefte blijkt aan niet slechts historische informatie maar ook aan analytische studie en beschouwing rond een medium dat, alhoewel meer dan 150 jaar oud, actueel blijft. De auteur, Johan M. Swinnen (o1945), is zelf fotograaf, docent fotografie en kunstgeschiedenis, en levert fotokritiek voor de radioprogramma's De Kunstberg en Dossier 3 van BRTN-Radio 3. Bovendien is hij een bekende figuur bij alle soorten fotografie-evenementen in binnen- en buitenland. Vanuit die achtergrond was hij de geschikte persoon om een boek als dit te schrijven temeer daar hij zelf in zijn inleiding de criteria zeer hoog legt. Hij stelt vast, dat er tot nu toe nog maar weinig methodisch onderzoek naar de geschiedenis van de fotografie plaats vond op basis van de wetenschappelijke normen; dat een romantische benadering het meestal beter deed dan exact feitenonderzoek; dat er nu meer en meer gestreefd wordt naar een nieuw soort fotogeschiedenis waarvoor echter kwalitatieve en kwantitatieve gegevens aanwezig moeten zijn die eerst verzameld en daarna verwerkt moeten worden. De Paradox van de Fotografie streeft dit na en rechtvaardigt alleen daardoor al zijn bestaan, besluit de auteur. Terecht dus mag de lezer zijn verwachtingen hoog spannen daarbij uitgenodigd door een fraaie uitgave, gebonden, ruim 400 bladzijden dik en rijkelijk geïllustreerd. Een kritische geschiedenis mag met een kritisch oog bekeken worden want, schrijft Swinnen, de vragen die opgeroepen worden tijdens de lectuur zijn even interessant en belangrijk als de antwoorden. Dat de auteur dit boek heeft willen schrijven, betekent dat hij een verantwoordelijkheid is aangegaan, zijn nek heeft uitgestoken in een milieu (van fotografen en de fotografie) dat
weliswaar klein maar niet minder giftig is en dat hij daarvoor een applaus verdient.
Dat het boek, zoals voorzien, vragen oproept is niet verwonderlijk. De materie is zelfs in 150 jaar, erg uitgebreid maar de beoordeling ervan en het omgaan ermee is zo subjectief dat verscheidene meningen als gelijkwaardig beschouwd kunnen worden. In mijn kritiek op dit boek wil ik dan ook de details onbesproken laten, ook al zijn historische vergissingen en onjuistheden in een werk met die pretentie ontoelaatbaar al was het alleen maar om de geloofwaardigheid niet in gevaar te brengen. Nee, mijn grootste probleem met dit boek is zijn gebrek aan samenhang en aan logische continuïteit bij het behandelen van de diverse hoofdstukken. Soms kreeg ik de indruk dat de auteur zijn kaartensysteem door elkaar had gegooid en het niet meer in de juiste volgorde kon zetten. Hij springt van de hak op de tak, weidt uit over bepaalde details die niet terzake doen in het geheel en doet argeloos een bewering die we ook al aan het begin van het hoofdstuk ontmoet hadden. Het is duidelijk, dat dit boek op een slordige manier werd samengesteld uit teksten die ik mij ondermeer zeer goed herinner uit lezingen voor BRTN-Radio 3 in 1989 die, bij het natrekken van de typoscripts, een veel helderder indruk achterlieten. Ook andere teksten en teksten van anderen (citaten of niet) worden dooreengeweven zonder dat een eenheid bereikt wordt.
Een andere opmerking: wanneer de uitgevers dan toch met een historisch-wetenschappelijk boek voor de dag willen komen, dan moeten ook alle gegevens kloppen. Ik schreef