digden versregels nog wel eens op een voorzetsel, waardoor de opeenvolging der verzen stokte. Voor ‘Drenkplaatsen’ heeft hij in die gevallen woordgroepen zo verschoven dat een vloeiender opeenvolging is ontstaan.
Met deze verbetering heeft Tentije de samenhang tussen de techniek en zijn centrale thematiek versterkt. Ook in zijn nieuwe bundel Van lente en sterfte verzet hij zich tegen vergankelijkheid en vergeten. Hij wil de tijd stilzetten om vat te krijgen op ‘het huidigste ogenblik’. Of hij wil greep krijgen op de momenten van volmaaktheid die hem zijn overkomen. Zo'n moment kan een wonder zijn dat zich aan de beschouwer hier en nu voltrekt. Het kan ook een voorbij moment zijn van schoonheid en geluk, dat zich in een flits van de herinnering opnieuw doet gelden. In een dergelijk ogenblik wordt een totale aanwezigheid ervaren, die buiten de tijd staat.
Gedichten van Tentije lijken een poging om dergelijke verloren ‘schichtheldere ogenblikken’ opnieuw tot stand te brengen. In de gedichten moet de tijd tot staan gebracht worden. Vergeefs, want wat de lyrisch-ik verlangt of verwacht ontglipt hem zijns ondanks. Waarnaar zijn heimwee uitgaat, kan herinnerd maar niet herhaald worden. De genoemde perfectionering van het enjambement staat in dienst van dit samenvallen van pogen en onvermogen. Het stromende ritme negeert de heldere beelden waarmee een gedicht de tijd tot staan brengt.
Gezien deze centrale thematiek hoeft het niet te verbazen dat Tentije in Van lente en sterfte opnieuw veelvuldig de rivier kiest als beeldmateriaal. De opening van de schitterende cyclus ‘Lorenzetti - een liefdesgedicht’ toont een poging tot het verleden door te dringen. De lyrisch-ik roeit tegen een stroom in, die al snel ook de stroom van de tijd is. Hij keert daarmee de natuurlijke loop van het leven om. Daar hij echter roeit, met het gezicht naar achteren en de rug naar voren, verschuift het beeld nogmaals.
met mijn rug naar de voorplecht gekeerd, keek ik uit
over alles wat ik verliet, en zag dat ik dat bij [iedere slag
wel leek te willen omhelzen
zo lag het verdwijnende voor, het komende achter mij -
Hans Tentije (o1944) - Foto Roeland Fossen.
De exacte beschrijving brengt de beweging van de tijd tot staan. Ook de krachten die in andere gedichten de beweging vooruit (verlangen) achteruit (heimwee) drijven, zijn hun oriëntatie kwijt. Er ontstaat een zoekend trillen als van een kompasnaald op de noordpool, ‘wist ik niet (...) of er soms geen verschil bestond / tusssen heimwee en verlangen’.
De ‘Lorenzetti’-cyclus doet denken aan de cyclus ‘Drenkplaatsen’ uit Wat ze zei (1978), waarnaar nu de verzamelbundel is genoemd. Dat komt niet alleen door de dragende functie van de rivier. In de cyclus ‘Drenkplaatsen’ contrasteert Tentije de solipsistische instelling van degene die de tijd voor zichzelf wil stilzetten met beelden uit de Tweede Wereldoorlog. Tegenover ‘hier aankomen, een plek die ophoudt / te bestaan zodra ik wegga / die nooit bestaan heeft voordat ik er kwam’ staan citaten uit de Todesfuga van Paul Celan.
In ‘Lorenzetti’ contrasteert het idyllisch landschap van de liefde met een landschap waardoorheen brandschattende benden zijn getrokken. Ambrogio Lorenzetti was weliswaar een veertiende-eeuws Italiaanse schilder, het rokende landschap dat Tentije hem natekent, heeft tijdloze en daarom actuele trekken. De schoonheid van een vroege ochtend wordt verraderlijk. Hult de opkomende zon zich ‘in vroege nevelsluiers / of dreef er rook / boven een ver, groot branden?’