een woordje uitleg kwijt kan. Daarin herinnert hij de lezer steeds aan het perspectief van deze (kelder)raamvertelling: boven hen spelen de kinderen, buiten gaat het straatleven zijn gang. De gids is tenslotte ook maar een gewone mens, met gewone kinderen en een gewoon huis, zoals de personages uit zijn verhalen - al lijken die minder goed met hun alledaagsheid te kunnen leven.
De ‘vijf gelijkende stukken’, zoals de gids zijn verhalen noemt, zijn immers evenveel variaties op het thema van het gebrek aan verbeelding dat mensen aan hun banaliteit en hun anonimiteit vastkluistert, ook al proberen sommigen van de personages (een van hen heet Robert Marchand) nog zo hard om zich een andere identiteit aan te meten. ‘Was ik maar volmaakt en neger’, zegt één van hen, een man die het probeert te maken als imitator van een negerkunstenaar.
In hun zoektocht naar die andere identiteit bevestigen deze figuren telkens weer hun non-identiteit. ‘Alles komt terug, maar anders’, zegt de verteller ergens. Zoals in verzamelingen, dus. Elders luidt het, dat alles beweegt zonder dat er ooit iets verandert. Peeters' personages zijn daarvan wellicht de beste illustratie.
Eigenlijk verschillen de personages uit Bezoek onze kelders niet zo erg veel van de verteller-gids zelf. Ook hij denkt de wereld nu juist in haar complexiteit te kunnen vatten door, zoals andere verzamelaars, stukjes werkelijkheid te isoleren. Door de werkelijkheid te fragmenteren dus. (Zoals het schrijven zelf voor Peeters een erg gefragmenteerde daad is: hij schrijft, zo blijkt uit interviews, elke dag één uur.) Wetenschap, zegt één van de personages, is het verbinden van zaken met wat verbeelding erbij. Dat is nu juist de lust en het leven van deze verteller: het verbinden van zaken, zodat de verhalen ‘met korte eindjes aan elkaar (worden) geknoopt’. De stukken werkelijkheid worden weer in een geheel gegoten, een overzichtelijk geheel deze keer.
In De postbode gaat Peeters daarin overigens nog een stuk verder. Er zijn meer eindjes touw, maar ze zijn wel korter. Zij moeten veel minder dan in Bezoek onze kelders dienen om de zeven verhalen thematisch in elkaar te laten resoneren. Want De postbode is veel meer een luchtig en ironisch spel, met Robert Marchand die geregeld weer opduikt, met de postale verwijzingen en de stenensymboliek die steeds op de achtergrond meespeelt.
Ook aanwezig is een verteller, die de complexiteit beter lijkt aan te kunnen ook al zegt hij in een (vermoedelijk) autobiografisch verhaal: ‘Op kleine papiertjes noteerde hij alles wat hij had bedacht. Hij verbond alles met alles, net als gebeurde in zijn boeken’. Eerst de werkelijkheid fragmenteren, dus weer, en er dan een eigen en overzichtelijke werkelijkheid van maken door er een eigen betekenis aan te geven - en dat om die andere werkelijkheid te bezweren. Immers, ‘Laten we praten over de wereld alsof het een encyclopedie is, een werktuig, iets waarmee we ons leven inrichten en vormgeven. Het leven zonder doel is een hersenschim’.
Noot:
De werken van Koen Peeters zijn uitgegeven bij Uitgeverij Kritak in Leuven.