‘Neogothische stoommachine’, Engeland (?), ca. 1830, gietijzer, Gent, Museum voor Wetenschap en Techniek, Universiteit Gent.
van kunstscholen kon inzetten. Zo kreeg de neogotiek een ideologisch etiket dat een onbevangen artistieke waardering in de weg zat. ‘Neogotiek is immers kunst. Kunst van ongelijk gehalte wellicht, zoals veel van wat de 19de-eeuw heeft voortgebracht, maar toch onmiskenbaar een artistieke produktie die op haar eigen manier de tijdsgeest weerspiegelt en die in het beste geval weet te transcenderen’, aldus Van Cleven.
De fascinatie voor de Middeleeuwen begon in de 18de eeuw. Het schoolvoorbeeld van de ‘gothic novel’ verscheen in 1764: The Castle Otranto van Horace Walpole, gesitueerd in de tijd van de kruisvaarders. Walpole liet zich ook een ‘gotisch’ landhuis bouwen, compleet met kantelen, torentjes en kloostergang (Strawberry Hill). Ivanhoe van Walter Scott maakte de Middeleeuwen populair bij een groot publiek. In de kunst nam men aanvankelijk vooral pittoreske elementen en decoratieve motieven over. Zo ontstonden interieurs in de zogeheten ‘style troubadour’. Een beslissende impuls voor de neogotiek in België kwam van Napoleon, die in de herwaardering van de middeleeuwse architectuur een middel zag om zich als rechtmatige opvolger van het Ancien Régime te manifesteren. Vaak werd hij geportretteerd met een gotisch gebouw op de achtergrond. Ingres schilderde hem voor de Sint-Lambertuskathedraal in Luik en ook de Sint-Baafskathedraal in Gent kon dienen als decor.
De hernieuwde belangstelling voor de Middeleeuwen viel samen met de industrialisatie. Dit leidde tot merkwaardige combinaties van eeuwenoude vormen met gloednieuwe technieken en materialen zoals gietijzer. Een treffend voorbeeld is de neogotische stoommachine van ca. 1830 die op de tentoonstelling te zien was. Ook de historieschilderkunst kwam, op zoek naar lichtpunten in het nationale verleden van de jonge Belgische staat, in de Middeleeuwen terecht. Daarvan getuigt bijvoorbeeld ‘De Slag der Gulden Sporen’ van Nicaise de Keyser. De beeldhouwers ontwierpen monumenten voor figuren als Godfried van Bouillon (Brussel), Jacob van Artevelde (Gent) en de gebroeders Van Eyck (Maaseik).
Na 1850 kreeg de Belgische neogotiek een ander karakter. De aandacht ging nu meer naar de diepere waarden die de gotiek belichaamde. De neogotiek werd steeds sterker verbonden met de katholieke kerk, die zich afkeerde van de liberale maatschappij. Toch kwamen er ook neogotische motieven voor op de vrijmetselaarsgraven. Door de nadelen van de industrialisatie kreeg men opnieuw belangstelling voor de middeleeuwse ambachtelijkheid. Jean Baptiste Malou (1809-1864), bisschop van Brugge
Theofiel Lybaert, ‘De berusting’, gekleurd gips, Gent, Museum voor Schone Kunsten.