houding tegen de apartheid een merkwaardig probleem opgeleverd: zij worden, althans in Nederland, steeds meer achter de bank geschoven als schrijver van tendensliteratuur. Bij Brink zou wel de goede boodschap klinken, maar zo duidelijk dat de lezer Brinks boeken, onder instemming met die boodschap, verveeld dichtslaat. Natuurlijk, de critici bewonderen nog steeds zijn maatschappelijke betrokkenheid, maar is zijn geëngageerde werk eigenlijk nog wel literatuur?
Minder fijngevoelige lezers, voor wie duisterheid niet de eerste literaire maatstaf is, komen hiertegen op. Juist in een tijd van sierlijk literair ballet behoudt Brinks forsere schrijfbeweging zijn overtuigingskracht. Maar toch sleept de ‘goede’ houding tegen de apartheid voor de Afrikaanse literatuur een last met zich mee. De Afrikaanse schrijvers kunnen niet om het onderwerp heen, maar zien zich, naarmate het vaker behandeld is, gesteld voor hogere literaire eisen.
De laatste jaren heeft vooral Etienne van Heerden, geboren in 1954 en lid van een generatie die Brink en de andere ‘zestigers’ opvolgt, deze uitdaging aangenomen. Zijn roman Toorberg uit 1986 is een goed voorbeeld van wat er met het thema van de rassentegenstelling nog altijd gedaan kan worden. Het is in veel talen vertaald, in 1991 in het Nederlands, en kreeg hier veel lof.
Na het onlangs ook in het Nederlands vertaalde Casspirs en campari's, dat in datzelfde 1991 in het Afrikaans verscheen, is Van Heerden in 1993 gekomen met: Die Stoetmeester, een roman die direct met de actualiteit verbonden is. De schrikkeldag 29 februari 1992 is in het boek een belangrijke dag. Het speelt in de overgangstijd, na de afschaffing van de apartheid in het begin van 1990, maar voor de verkiezingen van 1994. Het is de tijd van het geweld, met schietles voor boerinnen en een demonstratie (op die 29ste) die uitloopt op een ‘schrikkelijk’ bloedblad.
Een stoetmeester is de baas van een fokkerij. De stoetmeester uit het boek is ook een ‘setlaar’, iemand van Engelse afkomst, maar getrouwd met een Afrikaander vrouw. Hij is schatrijk geworden door het kweken van floubokke, van de soort caper-timidus, bange geiten dus. (Het Afrikaanse ‘bok’ betekent geit; het is in Zuid-Afrika een oude mop om een Hollander een glaasje bokmelk aan te bieden).
Wat is een floubok? Dit dier heeft als gouden eigenschap dat het flauwvalt bij het minste of geringste schrikje. Hoezo gouden eigenschap? In veel landen ontstaat voor de veeboeren onnodige schade door roofdieren. Eén wilde hond in de kudde geeft grote paniek: alle schapen gaan rennen, het roofdier vreet links en rechts dieren aan, veel meer dan het opkan, met enorme schade als gevolg.
In deze ellende biedt de floubok uitkomst. Telt de kudde één floubok, dan valt die gegarandeerd flauw voor alles wat op een aanvaller lijkt. De kudde rent weg, maar met achterlating van de bok. Die wordt opgegeten, maar bezorgt de andere dieren een vrije aftocht. Daarom is de floubok in grote delen van de wereld veelgevraagd.
Dit bokmotief is in Die Stoetmeester belangrijk. Van Heerden varieert natuurlijk op het bijbelse thema van de offerbok en de zondebok. Schuld speelt in zijn roman een grote rol, ook al via een andere associatie met de bok: de weg naar de duivel, die in het boek: ‘die groot bok’ genoemd wordt.
Het valt ook nog op dat veel personages last hebben van duizeligheid en op de manier doen denken aan menselijke floubokken. Mogelijk zijn ze schuldig doordat zij zich aan grote moeilijkheden onttrekken, zich terugtrekken als het erop aankomt, zoals de floubok pleegt te vluchten in zijn flauwtes.
Een tweede fantastisch gegeven naast de floubok is dat midden in de stad waarvan de stoetmeester raadslid is, olie wordt aangeboord. Olie in Zuid-Afrika, dat is niet niks. Zoals bekend is het land rijk aan delfstoffen: wie een spa in de grond steekt, heeft allicht wat goud of diamant te pakken, en er worden, meen ik, ook wel gasbellen geëxploiteerd. Maar een trauma van de boycottijd was juist het ontbreken van olie, die in het geniep en dus tegen verhoogde prijzen moest worden aangevoerd. Zuid-Afrika heeft zelfs een eigen teelt-oliesurrogaat in produktie genomen.
De oliebron lijkt dus een geschenk uit de hemel waarmee de nieuwe samenwerking van zwart en blank gezegend wordt, maar blijkt al gauw een twistappel op de bruiloft. De bron ligt precies onder een oude begraafplaats van de plaatselijke Xhosa's, die daarom exploitatie