Vader en zoon
De relatie van een zoon tot de vader heeft al heel wat keren meesterwerken opgeleverd; het wat vergeten Father and Son van Edmund Gosse is daar een voorbeeld van. Vandaag lijkt de vader helemaal terug te zijn. In de Nederlandse literatuur zien we deze tendens in het recentste werk van onder meer Adriaan van Dis, Arnon Grunberg, Nicolaas Matsier en A.F.Th, van der Heijden.
De laatste schreef Asbestemming, een schriftelijke weergave van de gevoelens van een zoon bij de dood van zijn vader. In tegenstelling tot de eerder genoemde auteurs schrijft Van der Heijden echter volkomen autobiografisch. Asbestemming is dan ook geen roman, maar een requiem, dat buiten de cyclus De tandeloze tijd valt. Van der Heijdens vader, Piet van der Heijden, stierf in mei 1993, nadat hij opgenomen was met longemfyseem. In Asbestemming noteert de zoon wat hij voelt en denkt voor, tijdens en na de dood van zijn vader. De auteur laat doorschemeren dat hij deze notities nauwelijks bewerkt heeft, en inderdaad zijn deze pagina's minder weelderig en beschrijvend dan wat we van de auteur gewend zijn; ze zijn ook onsamenhangender. Ook in de relatie met de vader ziet de auteur geen helderheid. Piet van der Heijden lijkt veel eigenschappen gemeen te hebben met de vaderfiguur uit De tandeloze tijd: een altijd dronken, afwezige man die zijn kinderen angst aanjaagt. Een man voor wie zij zich schamen, die met zijn gevoelens niet overweg kan en ze verdringt en verdrinkt.
Zo vader, zo zoon. De zoon drinkt en schrijft. Hij schrijft een cyclus, een groots werk waar hij zeker tot de eeuwwisseling zoet mee is. In deze cyclus doet het hoofdpersonage, Albert Egberts, verwoede pogingen om beweging in het leven te brengen, om te ontsnappen aan de stilstand, om te gaan leven in de breedte in plaats van in de lengte. Niks heeft zin, niks heeft glans, zolang je die zelf niet geeft.
In Asbestemming klinkt het zo: ‘lege vorm volstromend met betekenis, problematiek, drama, tragiek, angst, dood, sexuele doem. Je hoeft alleen maar van een heldere, rimpelloze vijver een omgeroerde modderpoel te maken’ (p. 60).
Maar hoe kan je die glans geven, hoe kan je de beweging vinden?
Aanvankelijk zoekt Albert Egberts die beweging in de heroïne, maar dat blijkt al gauw niks anders dan vermomde stilstand te zijn. Uiteindelijk vindt hij die beweging in het schrijven, een compromis tussen het leven in de breedte en het leven in de lengte.
De parallel met de auteur is duidelijk. Duidelijk echter is ook dat de dood in de cyclus niet zo'n prominente plaats inneemt. Het gaat er hem vooral om hoe te leven. ‘De meeste
A.F.Th, van der Heijden (o1951) - Foto Chris van Houts.