Publikaties
De politiek voorbij
Uit opiniepeilingen blijkt dat een groot deel van de bevolking nog vertrouwen heeft in een democratische instellingen. Bij elke verkiezingsuitslag lijkt het aantal stemmen voor extreem rechts en het aantal proteststemmen nog te stijgen. Er is dus duidelijk iets aan de hand met onze democratie. Sinds de verkiezingen van 24 november 1991 heeft men het in dit verband vaak over de kloof tussen burger en politiek, en men wijst hierbij met een beschuldigende vinger naar de politici: zij zouden het verkeerd doen. In zijn jongste boek De politiek voorbij corrigeert de Leuvense hoogleraar Luc Huyse dit beeld. Er gaapt inderdaad een kloof tussen burgers en politici, maar dat heeft vooral te maken met veranderingen bij de bevolking zelf en van de maatschappij in het algemeen.
In een eerste deel schetst Huyse die maatschappelijke ontwikkelingen. Het gaat dan vooral om de individualisering, die ervoor zorgt dat de vroegere overzichtelijkheid van onze maatschappij is verdwenen. Elk individu bepaalt nu zelf zijn/haar levensstijl of althans: het individu laat zich niet langer door kerk, partij of vakbond voorschrijven hoe men zijn leven moet organiseren. Een tweede belangrijke factor is de democratisering van onze maatschappij. Er worden nu minder bevelen gegeven en er wordt meer onderhandeld. De politiek heeft het moeilijk met beide ontwikkelingen. De administratie werkt nu eenmaal met ruime categorieën en kan moeilijk aandacht besteden aan elk individueel geval. De overheid werkt ook nog altijd met het bevel als beheersmechanisme, wat door de mondige burgers niet langer wordt gepikt.
De overheid heeft hierdoor veel weg van een bedrijf in moeilijkheden, stelt Huyse. Er wordt steeds meer van de overheid gevraagd: denk maar aan nieuwe beleidsterreinen als leefmilieu en emancipatie. Maar de overheid kan nauwelijks aan die nieuwe verlangens tegemoet komen, omdat men nog altijd werkt met een verouderd administratief apparaat. Hierdoor wordt de legitimiteit van het politieke bedrijf nog verder aangetast en komen we uiteindelijk in een neerwaartse spiraal terecht. Dat is de contradictie van de huidige, gemoderniseerde samenleving: door de hand over hand toenemende complexiteit is er meer behoefte aan een sturend mechanisme, maar de bevolking lijkt minder geneigd zo'n autoriteit te aanvaarden.
Er zijn nog twee andere maatschappelijke processen aan de gang waardoor de politiek aan macht inboet. Er is ten eerste de internationalisering: steeds meer bevoegdheden verdwijnen naar supranationale instellingen. De mondialisering van de economie zorgt er bovendien voor dat elk land afzonderlijk nauwelijks nog een economisch beleid kan ontwikkelen. Een tweede belangrijk proces is dat de beroepspolitici macht moeten afstaan aan het bedrijfsleven, de magistratuur, de pers en dergelijke. De tijd dat de politici de regels konden dicteren, is voorbij. Bedrijfsleiders en magistraten gedragen zich nu als autonome entiteiten, die op basis van gelijkheid willen onderhandelen met politici. Huyse pleit daarom voor een verruiming van het begrip ‘politiek’: dat hoort volgens hem niet alleen te slaan op de activiteit van ministers en kamerleden, maar ook op de beslissingen van werkgevers, journalisten, rechters en professoren.
Als we Huyse mogen geloven, zien de toekomstperspectieven voor de democratie er maar somber uit. Toch probeert hij in het laatste deel van zijn boek enkele uitwegen te schetsen. Om te beginnen is volgens Huyse een versterking van het maatschappelijk middenveld noodzakelijk: de organisaties die zich tussen het individu en de overheid bevinden, moeten nieuwe kansen krijgen. Huyse keert zich hier uitdrukkelijk tegen het neoliberale discours dat de macht van de belangengroepen wil inperken: als de samenleving louter uit individuen bestaat, die niet verbonden zijn door de draden van het sociale weefsel, ligt de weg open voor een absolute dictatuur. Luc Huyse volgt hier de voetsporen van Alexis de Tocqueville, die al in de negentiende eeuw het belang van het verenigingsleven voor een vitale democratie benadrukte. Maar Huyse geeft wel toe dat de bestaande belangengroepen,