riële levensomstandigheden in de betreffende landen. De wederzijdse beeldvorming en hoe die in de kunsten tot uitdrukking komt, was onderwerp van meer dan één lezing. Bijzonder interessant was de behandeling van de figuur van de imaginaire Bulgaar in de Nederlandse literatuur en van de verhalen over de Balkan van reizigers uit de Lage Landen op weg naar Constantinopel in de 16de eeuw. Aan bod kwam natuurlijk ook de invloed die op elkaar werd en wordt uitgeoefend in de literatuur, de cultuur en de religie (bijvoorbeeld van Thomas a Kempis en Ruusbroec op Poolse mystici en van de Oostenrijkse dichter Georg Trakl op enkele jongere Vlaamse schrijvers).
Talrijk waren de lezingen over vertalingen van Nederlandse literatuur in het Duits, het Bulgaars, het Tsjechisch en het Pools (en omgekeerd), en over de problematiek van het vertalen van o.a. humor uit en naar talen van gemeenschappen met een andere geschiedenis en een verschillend waardensysteem. Veel aandacht werd ook besteed aan auteurs en vertalers die bijgedragen hebben tot de bekendmaking van de Nederlandse literatuur in Midden-Europa. Over een van die cultuurbemiddelaars, de Wener Otto Hauser hield H. van Uffelen de slotlezing.
Dat cultuurbemiddeling erg belangrijk is in de optiek van de Weense neerlandici was trouwens al duidelijk geworden uit de openingslezing van L. Decloedt. Hij pleitte voor een nauwe culturele en intellectuele samenwerking tussen Oost en West (‘de Muur is nu wel weg, maar bestaat eigenlijk nog als geestelijke barrière in de hoofden van veel mensen’), waarbij de centra voor neerlandistiek extra muros een belangrijke rol kunnen spelen. Een concreet voorbeeld van de manier waarop die culturele uitwisseling tot stand kan worden gebracht, kreeg men tijdens de ontmoetingsavond met dichters uit verschillende taalgebieden. De Oostenrijker Hans Carl Artmann, de Tsjech Josef Hirsal, de Poolse Ewa Lipska, de Sloveen Tomaz Salamun, de Vlaming Herman de Coninck en de Nederlander Gerrit Kouwenaar lazen niet alleen voor uit eigen werk, ze reciteerden ook elkaars gedichten in vertaling. Vooral de zangerige manier van voordragen van Josef Hirsal viel daarbij zeer in de smaak van het talrijke publiek.
De geschiedenis van de neerlandistiek in Wenen is nog vrij jong. Ze begint pas in 1942, toen daar een opleiding voor tolken werd gevestigd voor het Duitse leger. In 1972 begon prof. L. Swennen met het geven van colleges Nederlands aan de Universität Wien. Zijn taak werd in 1989 overgenomen door mw. Carbonez-Dejaeger. Eind 1992 werd dan een Studienversuch Nederlandistik ingesteld, met H. van Uffelen als hoofd. Omdat dit Studienversuch zich zeer positief ontwikkelt - met 60 studenten Nederlands en een twintigtal extra cursisten voor het onderdeel taalverwerving - werd een aanvraag ingediend voor een Ordinariaat Nederlands, om de continuïteit te waarborgen. Gehoopt wordt dat in 1997 een ordinarius benoemd zal kunnen worden. De afdeling Nederlands i.o. nodigde in de herfst van 1993 een twaalftal Vlaamse en Nederlandse schrijvers naar Wenen uit voor voordrachten, naar aanleiding van het Nederlands-Vlaamse ‘Schwerpunkt’ op de Frankfurter Buchmesse. Ze tracht op dit ogenblik een netwerk op te bouwen voor o.a. het uitwisselen van studenten Nederlands met Bulgarije, Polen, Slowakije, Slovenië en Hongarije, binnen het zgn. CEEPUS - programma (Central European Exchange Program for University Studies). Daarnaast werkt ze ook mee aan de oprichting van een vereniging voor neerlandici in Midden- en Oost-Europa (de Comeniusvereniging), die behalve het regelen van een aantal praktische zaken, zoals de uitgave van een Nieuwsbrief en de organisatie van regionale colloquia, vooral de docentenmobiliteit wil bevorderen.
De afdeling Nederlands i.o. van de Universität Wien heeft zich met de organisatie van het hier besproken symposium opnieuw actief getoond voor de verspreiding van de kennis van de Nederlandse en de Vlaamse cultuur, en de bevordering van wederzijds begrip en respect. Ze levert daarmee het bewijs dat de universitaire centra voor neerlandistiek extra muros ook belangrijke culturele ambassadeurs kunnen zijn.
Guy Janssens