De auteur van het boek is professor Yooko Mori, hoogleraar kunstgeschiedenis aan de Meiji Universiteit in Tokio. De uitgang -ko van de voornaam wijst erop dat we hier met een dame te maken hebben. Zij werd geboren in 1936 in de provincie Niigata (aan de kust van de Japanse Zee) en promoveerde in 1959 in de kunstgeschiedenis aan de Ochanomizu universiteit van Tokio. Van 1959 tot 1962 studeerde ze kunstgeschiedenis in München, waar ze Bruegel ontdekte. Zijn leven, zijn werk en zijn land worden het hoofddoel van haar wetenschappelijke carrière. Na enige onderwijsjaren in Tokio studeerde ze van 1968 tot 1970 aan het Bryn Mawr College (Pennsylvania), waar ze een ‘Master of Arts’ haalde met een werk over Bruegel. Haar professorale carrière werd onderbroken, toen ze in 1976 - 1977 met een beurs van het Vlaamse Ministerie voor Nederlandse Cultuur ging werken aan de Koninklijke Bibliotheek in Brussel.
Professor Mori richtte daarna haar aandacht vooral op twee belangrijke werken van Bruegel: ‘De spreekwoorden’ en ‘De Kinderspelen’. Die werden grondig beschreven en verklaard in twee lijvige boeken. Het eerste boek, dat in 1989 verscheen, is een iconografische studie van de 91 kinderspelen. In het boek, dat 478 bladzijden dik is en 431 illustraties bevat, worden de Vlaamse kinderspelen beschreven en vergeleken met spelen in de omringende landen. In het tweede boek (1992), dat ook een Nederlandse ondertitel heeft (Spreekwoorden en Volksleven), verklaart zij 85 spreekwoorden vanuit het Vlaamse volksleven en maakt ze een vergelijking met spreekwoorden uit andere Europese landen en uit Japan. Het boek telt 697 bladzijden en bevat 635 zwart-wit afbeeldingen.
De door professor Mori gebruikte methode kunnen we het beste bespreken aan de hand van een van de door haar beschreven spreekwoorden: ‘Hij gaapt tegen de oven’ (spreekwoord 35). Na analyse van Bruegels voorstelling vergelijkt ze het spreekwoord met andere voorstellingen in 15de- en 16de-eeuwse werken. Zo worden eerst zeven afbeeldingen afgedrukt van ‘misericordiae’, versieringen aan het koorgestoelte van Vlaamse kloosterkerken waarop biddende kloosterlingen konden steunen tijdens het koorgebed. We krijgen achtereenvolgens afbeeldingen uit een kerk in Kempen (eind 15de eeuw) waarop een geestelijke staat te gapen voor een oven. Uit dezelfde periode zijn er nog
‘Pieter Bruegel. Spreekwoorden en Volksleven’, door Yooko Mori.
afbeeldingen van boeren voor een oven uit een oude kerk in Amsterdam en uit een kerk in Oost-Frankrijk; hetzelfde tafereel vinden we ook terug op afbeeldingen uit de Sint-Servatiuskerk te Diest, de Mariakerk in Aarschot, de Catharinakerk in Hoogstraten en de Saint Materne te Walcourt. Daarna worden ook nog vier Vlaamse etsen afgebeeld: één uit 1558 van Frans Hogenberg, één anonieme uit 1570, één uit 1577 van Johannes van Dotekum en één 17de-eeuwse van Johan Stritbeck; daarnaast is er bovendien een 17de-eeuwse volksprent opgenomen. Ten slotte krijgt de lezer ook nog reprodukties te zien van drie schilderijen waarop hetzelfde thema staat afgebeeld (Pieter Bruegel de jongere, Sebastiaan Vranckx en David Teniers de Jongere). Twee foto's van Vlaamse ovens in Bokrijk genomen, maken het beeld compleet.
Een ander voorbeeld van haar nauwgezetheid vindt men in het commentaar bij het spreekwoord over de blinde die de blinden leidt en in een gracht valt. Op de achtergrond van dit schilderij staat een Brabantse dorpskerk afgebeeld. Professor Mori heeft die kerk gefotografeerd in St. Anna Pede.
Geen van de in de uitgebreide bibliografie opgenomen niet-Japanse werken bevat zo'n diepgaande wetenschappelijke analyse. Hopelijk worden deze boeken ooit eens uit het Ja-