Taal- en cultuur politiek
Het twaalfde Colloquium Neerlandicum
De Internationale Vereniging voor Neerlandistiek organiseert ééns in de drie jaar een colloquium voor docenten Nederlands buiten Nederland en Vlaanderen. In 1994 confereerden de neerlandici extra muros van 28 augustus tot 3 september in Antwerpen. Als je drie jaar lang zonder contact met het Nederlands in een ver land ploetert om de Nederlandstalige cultuur uit te dragen, is zo'n conferentie wel nodig. Wat bevreemdend was daarom de typering die Hugo Weckx, de Vlaamse minister voor cultuur, gaf van de neerlandicus extra muros toen hij het colloquium afsloot: zij zijn ‘ambassadeurs... een investering in goud.’ Als je in Sofia Nederlands geeft, ben je om vijf uur 's avonds ingeroosterd omdat het Nederlands nu eenmaal niet centraal staat in het Bulgaarse curriculum. Maar om geld te sparen gaat 's winters de verwarming om half vijf uit. Een neerlandicus extra muros voelt zich dan eerder een missionaris die ééns per drie jaar op retraite wordt ontvangen door een wat onbegrijpende paus.
Het doel van de IVN-colloquia is de extramurale neerlandici informatie te laten inwinnen en uitwisselen. Enerzijds bevat het programma op bijscholing gerichte lezingen en workshops, maar anderzijds is er ook een middag ‘vrije markt’. De bedoeling hiervan is dat ieder een lezing kan houden en op die manier de in het buitenland opgedane inzichten ook aan neerlandici van binnen de muren kwijt kan. De aanwezigheid van intramurale neerlandici is dan ook onontbeerlijk voor het welslagen van deze colloquia.
Die balans tussen bijscholen en je eigen verhaal vertellen is overigens niet altijd zo geweest. In 1988 werd de vrije markt voor het eerst ingevoerd onder druk van leden die ook hun eigen activiteiten wilden ventileren. Het interessante aan dit colloquium was dat er gepleit werd voor nog meer eigen inbreng van de docenten, en minder van de intramurale neerlandistiek. Er begint dus een trend zichtbaar te worden in de richting van een zelfstandiger houding ten opzichte van wat er in Vlaanderen en Nederland gebeurt. De missionaris begint zich af te zetten van de moederkerk.
De meer op bijscholing gerichte dagen hebben een viertal thema's. Het eerste was: ‘beleefdheid als strategisch taalgebruik’. Hoe druk je je beleefd uit in het Nederlands? Dit is voor iedereen die het Nederlands als vreemde taal leert een belangrijke vraag, want hoe mooi je ook spreekt, als je onbeleefd klinkt maak je geen vrienden. Na twee plenaire lezingen over theoretische en didactische aspecten van het thema werd de problematiek in verschillende taalgebieden besproken, hetgeen een contrastieve aanpak toestond. De methodologie van het vreemde - talenonderwijs heeft er jarenlang op gehamerd zoveel mogelijk in de doeltaal te werken en de moedertaal van de leerders buiten beschouwing te laten. In de nieuwe didactische aanpak is weer een beetje plaats voor die moedertaal. Uiteraard moet dit zorgvuldig gebeuren, maar sommige aspecten van een vreemde taal kunnen dan beter worden uitgelegd. Beleefdheid is zo'n aspect, al is het alleen maar omdat de uitdrukking hiervan verschilt van taal tot taal en er ook culturele aspecten van het taalgebruik bij komen kijken.
De andere drie thema's hadden een meer historische tint. Bij ‘geschiedenis verzinnen’ ging het om de wisselwerking tussen literatuur en geschiedenis en hoe de geschiedenis in de letterkunde verwerkt wordt. Dit werd onder andere geïllustreerd aan de hand van Louis Paul Boon, met name Pieter Daens. Het hoogtepunt van deze dag was de voordracht van de schrijfster Nelleke Noordervliet, wier uiteenzetting veel fascinerender was dan die van de aan haar voorafgaande wetenschappers.
In het thema ‘Nederlands theatraal’ kwamen ook zowel wetenschappers als de kunstenaars zelf aan het woord. Centraal stond de vraag hoe historisch literair materiaal voor laat-twintigste eeuwers toegankelijk gemaakt kan worden, maar ook de vraag óf dat eigenlijk wel moet gebeuren werd besproken.
Een heel andere geschiedenis werd belicht onder het thema ‘Druk in Antwerpen’: die van de Antwerpse boekdruk- en schilderkunst in de zestiende en zeventiende eeuw.
Tijdens de zakelijke bijeenkomst waarmee het colloquium eindigde, werd er van diverse