omstandigheden zou zijn vermoord in het Uruguayaanse Frey Bentos in 1957. Mauricio Kagel had het kunnen bedenken! De surrealist, illusionist en spelletjes-maniak Greenaway maakt er een fantastisch schouwspel van in een briljant spel balancerend tussen feit en fictie als quasi-documentaire. Weliswaar had Puccini al een Western-opera geschreven (La fanciulla del West), maar Greenaway is vele malen gewelddadiger en morbider. Naast een groot vóór- en achterdoek hangen er nog negen lakens vol urine, kots en bloed en dat zegt genoeg.
Rosa verkiest paarden boven vrouwen, zodat zijn geliefde voor paard speelt. Der Spiegel bekritiseerde Greenaway als het aangewezen adres voor verheven smerigheid, maar stelde wél voor dat hij zich eens zou vastbijten in Wagners Ring der Nibelungen om te zien hoeveel film daarin schuilt. En dat was de algemene teneur: bedenkelijke sadomaso porno, maar wel van heel bijzondere kwaliteit en als fusie tussen film en toneel geslaagd. De Standaard sprak over ‘misschien de eerste cultopera’ en de Süddeutsche Rundfunk prees de ochtend na de première Rosa als ‘de opera van het jaar’. Indruk maakte vooral de technische kant van de enscenering, zoals het ‘briljant gedetailleerde paard’ (The Gardian) en bij zowat alle buitenlandse verslagen werd melding gemaakt van het niet te shockeren Nederlandse operapubliek, een liberale houding als gevolg van veel ‘erge’ voorstellingen, naakt en bloed op het podium is al lang niet zo bijzonder meer...
Belangrijker dan die controversiële kant is de rijke fantasie. Andriessens muziek is ook al één groot spel met jazz, pop, boogie-woogie, big band-muziek en rap, compleet met saloonpiano, temple-blocks-paardegetrappel en de mondharmonica uit ‘Once upon a time’. Een stevige muziek die dichter staat bij M is for Man, Music, Mozart (ook met Greenaway) dan De Materie (met Bob Wilson), want dat laatste werk is veel complexer en technisch uitgekiender. Andriessen houdt er van eens dit en dan eens dat te doen, in zijn oeuvre is niet zo gemakkelijk één grote ontwikkelingslijn te zien. Het volgende werk (voor het Holland Festival 1996) zal weer veel complexer zijn.
De partituur voor Rosa is voor een belangrijk deel gebaseerd op de eerdere compositie Hout, verwerkt als ouverture. De eerste vier noten (es-des-f-c) vormen het doodsmotief, dat vergezeld wordt van het daarvan afgeleide es-des-es-c in een langzamer tempo als een soort van commentaar op de handeling ‘en op de ideologie van de kunst’, want dat is de gehele opera: commentaar op commentaar op commentaar enzovoort, handelingen worden van elkaar afgeleid en vermenigvuldigd, alles betreft één grote verwijzing, één grote maskerade, één kunstmatig gebaar op vaak verrassend uitvergrote details, de luisteraar verandert in één groot oog. Je kunt het niet allemaal bevatten, er gebeurt te veel en je verbaast je ten slotte nergens meer over, - cowboy's knallen door het filmdoek heen, goed: het gebeurt...
Het steeds weer op het verkeerde been zetten blijft boeien, tot aan het verwarde slot toe, wanneer na het applaus nog een ‘toegift’ volgt in de rap-stijl. Dronken van kunst en kitsch, van avant-garde en consumptiewaar verlaten we het Muziektheater, barstensvol verwarde emoties en niet te vergeten met de grootst mogelijke bewondering voor Reinbert de Leeuw en zijn ensembles.
Ernst Vermeulen