Ons Erfdeel. Jaargang 38
(1995)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Taalverandering in de 20ste eeuwJ.M. van der Horst Als over een paar jaar deze eeuw voorbij is, dan komt er vast en zeker een congres of een symposium om terug te blikken op honderd jaar Nederlandse taal. En er zullen ook wel boeken over verschijnen. Op dat congres en in die boeken zal het vooral over de woordenschat gaan en over de sociale en politieke geschiedenis van het Nederlands. Daar gaat het namelijk bijna altijd over. Heel interessant, maar de veranderingen in de grammatica van het Nederlands, de veranderingen in het Nederlands zelf dus, zullen waarschijnlijk amper aan bod komen. Dat is meestal zo. Ik weet niet waarom. Toch heeft het Nederlands in onze bijna afgelopen eeuw weer vele en ingrijpende veranderingen meegemaakt. Veranderingen in de grammatica zijn misschien voor de meeste mensen minder opvallend dan nieuwe woorden, toch zijn ze op den duur wezenlijker dan wisselingen in de woordenschat. Enige jaren geleden heb ik hier al eens een tiental veranderingen gesignaleerd die het Nederlands in de 20ste eeuw doormaakt.Ga naar eindnoot(1) Nu zal ik een tweede tiental voorleggen. En net als toen moet ik erbij zeggen dat ik me beperk tot de standaardtaal zoals die in de Randstad gangbaar is: niet omdat die belangrijker is, maar omdat ik alleen die goed kan overzien. Twee manieren zijn er om te zoeken, en ze vullen elkaar aan. De eerste is: een open oog en oor hebben voor wat nieuw is. Dat levert veel op, al is er het gevaar dat het schijnbaar nieuwe soms alleen maar niet bekend was en in feite al heel lang bestond. Dat moet dus steeds goed nagegaan worden. Ernstiger is dat op deze manier alleen maar gevonden wordt wat opvalt door nieuwheid. Datgene wat geruisloos verdwijnt, wordt zo niet opgemerkt. Daarom moet | |
[pagina 70]
| |
men ook op een tweede manier te werk gaan: in oudere teksten zoeken naar wat toen nog gangbaar was maar nu niet meer. | |
Andere plaatsenWie nu teksten van rond de eeuwwisseling leest, kan bijna van zin tot zin de verschillen aanwijzen met het hedendaagse Nederlands. Een opvallend verschil is de positie van voornaamwoorden: die stonden omstreeks 1900 nog dikwijls vóór het onderwerp van de zin: - Als hem de rector van school stuurt. Destijds was heel gewoon: Hoe maken het je zoontjes? Misschien is deze volgorde nog steeds mogelijk, maar zulke zinnen klinken nu wel ouderwets. Ook het woord niet zetten wij tegenwoordig op een andere plaats dan honderd jaar geleden. Toen zei men bijvoorbeeld: - Zij ging met de andere meisjes niet om en Dat is het enige niet dat ik van Boorman overgenomen heb. We kunnen zulke zinnen heel goed begrijpen, en ze mooi vinden, terwijl we zelf zouden zeggen: niet het enige en Zij ging niet met andere meisjes om. Multatuli schreef: Het is mijne gewoonte niet romans te schrijven of zulke dingen en die zin is, afgezien van mijne, nog steeds mogelijk. Toch zou hij nu waarschijnlijk geschreven hebben: Het is niet mijn gewoonte. Het is overigens niet eenvoudig om de verandering exact te beschrijven. We merken duidelijk dat we het nu anders doen, maar waar het verschil precies in zit, is nog een lastig probleem voor taalkundigen. | |
VervoegingenOok iets wat opvalt bij het lezen van oudere teksten, is de vervoeging van het werkwoord bij jullie: Jullie bent te groot voor iets kinderachtigs; jullie wilt oorlog; jullie denkt natuurlijk dat je mij dat ook kunt leveren. Het is de vorm die we kennen na jij/je; vandaar ook - Blijf jullie nog maar een kwartier weg. Historisch is dat verklaarbaar, doordat jullie ontstaan is uit jij lui/je lui. In schrijftaal bleven vormen als jullie bent en jullie denkt zeker tot omstreeks 1960 gangbaar. Tegenwoordig kiezen we echter voor jullie zijn en jullie denken. Vergelijkbaar met het vorige is het gebruik van u is. Na u volgde oorspronkelijk een derde persoon van het werkwoord. De generatie van mijn vader sprak nog veelal van u is, maar ik herinner me dat ik dat als kind al raar en ouderwets vond. Intussen is u is nagenoeg totaal vervangen door u bent. Opmerkelijk is dat er naast u heeft (3de persoon) wel een u hebt (2de persoon) ontstaan is, maar dit heeft voorlopig volstrekt niet geleid tot het verdwijnen van u heeft. | |
VoorzetselsDe twintigste eeuw heeft ons ook nieuwe voorzetsels geleverd. Bekend is richting, dat hard op weg is een echt voorzetsel te worden. Dat moge blijken uit voorbeelden als - Het boek is bedoeld als een uitdaging richting historici; - Twee vrouwen zkn een red. betaalde baan voor 32 uur richting horeca en tuinbouw; | |
[pagina 71]
| |
- De chipbrief wordt in Nederland op het postkantoor in een postzak richting het buitenland gestopt; - De heuvelachtige wal biedt mooie wandelplekjes met fraaie doorkijken en vergezichten richting het vlakke land. Daarnaast lijkt ook gaandeweg zich meer en meer tot een voorzetsel te ontwikkelen: - daardoor kwam er gaandeweg de dag weer meer vertrouwen; - ze zijn gaandeweg het toernooi beter gaan spelen; - Het is waar dat het gaandeweg 1989 steeds duidelijker werd; - De kans was groot dat gaandeweg het invullen van een formulier de aandacht van de beoordelaar zou verslappen; - Gaandeweg de geschiedenis van het Nederlands ontstaat een schrijftaal. Niet alleen nieuwe voorzetsels komen op, de bestaande ondergaan soms ingrijpende betekenisveranderingen. Zo heeft het voorzetsel voor een karakteristieke temporele toepassing verloren zoals we die vroeger aantroffen in bijvoorbeeld - Bankier De Groot had met zijn vrouw voor een paar dagen de stad verlaten. De meeste hedendaagse lezers interpreteren: ‘met de bedoeling een paar dagen weg te blijven’, maar Marcellus Emants (van wie deze zin is) en al zijn tijdgenoten hebben dit opgevat als: ‘een paar dagen geleden’. Zo ook nog in Voor 20 jaar stond daar nog niets; nu zijn het zelf al groote (en leelijke) steden en, Hier was ik zondagavond voor een week ook’, zei Frits bij zichzelf. Een ander voorzetsel dat bepaalde toepassingen verloren heeft, is in. In teksten van voor 1950 kan men wel aantreffen: - en luisterde er naar in de radio; - Hoe naîef luisterden we aanvankelijk naar de dappere stemmen in de radio over onze bondgenoten; -, Onze bondgenoten' zei de stem van Wilhelmina in de radio; - Daar kon jij een mooie voordracht over geven in de radio. Men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat er een toename is van zg. voorzetselvoorwerpen, oftewel combinaties van werkwoord + vast voorzetsel, à la beginnen met, kiezen voor, zoeken naar, bouwen aan, starten met enz. In ieder geval wordt men vaak getroffen door zinnen als (in een restaurant) - Ik kies voor de biefstuk en - Na de moord startte de politie met een uitgebreid onderzoek. Menigeen zal in deze situaties nog de voorkeur geven aan alleen kiezen of starten, maar de tendens lijkt aanwezig er een vast voorzetsel bij te gebruiken. Als deze waarneming juist is, dan hebben we niet te maken met iets nieuws maar met een voortzetting van een ontwikkeling die zich al enige eeuwen lang vertoont. Ook combinaties die nu gevestigd zijn, zoals kijken naar en wachten op zijn betrekkelijk jong, in feite pas ontstaan in of na de 17de eeuw. Hun aantal nam snel toe en het ziet ernaar uit dat de 20ste eeuw een verdere vermeerdering te zien geeft. | |
De Croma-veranderingEen verandering die weinig opvalt maar nu snel terrein wint, is de weglating van dan in zinnen als - Mocht daar niemand te bereiken zijn, wordt de plaatselijke politie ingeschakeld. Tot voor kort werd hier eigenlijk steeds dan gebruikt: ...dan wordt de plaatselijke politie ingeschakeld. Niet alleen in spreektaal maar | |
[pagina 72]
| |
ook in kranten en tijdschriften kan men tegenwoordig geregeld zinnen aantreffen als: - Wilt u een artikel of oude krant opvragen, gaat u als volgt te werk; - Leefden zij niet in de 17de eeuw, doch in de 20ste eeuw, waren zij duurbetaalde art directors geweest. Zou men bij sommige gevallen nog aan een toevallige vergissing kunnen denken, dat is niet meer mogelijk na de televisiereclame ‘Hou je van vlees, braad je in Croma’. De ‘Croma-verandering’ was eigenlijk te verwachten. Voorwaardelijke bijzinnen met het werkwoord vooraan zijn (of waren) namelijk een uitzondering. Na gewone bijzinnen met als, zeker wanneer ze lang zijn, kan dan ingevoegd worden, maar noodzakelijk is het niet: Als je je ziek voelt, (dan) moet je thuisblijven. Na voorwaardelijke bijzinnen met het werkwoord vooraan is (of was) dan verplicht: Voel je je ziek, dan moet je thuis blijven. Wat ik nu maar even de Croma-verandering noem, houdt in dat er een uitzondering verdwijnt, aangezien nu over de hele linie dan wel mogelijk is maar niet verplicht. Het wegwerken van een uitzondering is een veel voorkomende soort taalverandering. Een complicatie is echter dat door de mogelijkheid dan weg te laten, zulke zinnen erg gaan lijken op een ander (nieuw?) soort zinnen, dat in spreektaal al heel gewoon is, namelijk Sméér ik een keer boterhammen, eet hij ze niet óp! Dit zijn zinnen waaruit verontwaardiging of verbazing spreekt. Evenals in Hééft hij eindelijk een baan, komt hij niet ópdagen! en Bén ik 'ns in Parijs, word ik ziék! Vergelijk de andere betekenis bij een andere intonatie Hóú je van vlees, braad je in Cróma! Doordat zulke zinnen alleen maar in intonatie verschillen van Voel je je ziek, moet je thuis blijven, terwijl de betekenis zo totaal anders is, valt te verwachten dat ze elkaar voor de voeten gaan lopen, en dat een van beide niet zal doorzetten. | |
De werkwoordelijke eindgroepEen andersoortige verandering betreft de volgorde in de werkwoordelijke eindgroep. Zoals bekend heeft het Nederlands twee mogelijkheden: dat hij weinig heeft gegeten en dat hij weinig gegeten heeft. Dat was al zo in het Middelnederlands. Een obscure schoolregel zegt echter dat de eerste volgorde beter is dan de tweede. Helaas, want die regel doet de mensen vaak tegen hun taalgevoel in opschrijven wat ze nooit zouden zeggen. Er is namelijk betekenisverschil tussen de twee volgordes. Bij een zogenaamd naamwoordelijk gezegde bestaat er maar één volgorde: dat hij ziek is (niet: dat hij is ziek). Dat gold ook voor gevallen als opgetogen is, gedoemd is, bestemd was enz. Opgetogen, gedoemd enz. lijken wel enigszins op voltooide deelwoorden maar zijn in feite bijvoeglijke naamwoorden. Vandaar dat men zei: Als ze opgetogen is, en niet ...is opgetogen. Of het nu komt door dat obscure schoolregeltje of door iets anders, in ieder geval zien we in schrijftaal massaal volgordes gebruikt worden met bijvoeglijk naamwoord - werkwoord: -wanneer deze op voorhand is | |
[pagina 73]
| |
overtuigd van eigen onpartijdigheid; - (Hij) kan niet anders dan concluderen dat de vaderlandse lexicografie ten onrechte is gedoemd tot gelegenheidspoëzie; - de negentiende-eeuwse Bourla-schouwburg, die voor de Franstalige opera was bestemd; - Dit melden ingewijden die nauw bij de besprekingen zijn betrokken. Er lijkt me trouwens nog meer aan de hand met de werkwoordelijke eindgroep. In de 19de eeuw konden tussen de werkwoorden nog makkelijk andere woorden staan. Voorbeelden van zinnen die destijds goed waren maar nu in het noordelijke Nederlands uitgesloten zijn, zijn - als ik jaar in jaar uit een sommetje kan ter zij leggen voor den ouden dag; - Aan den anderen kant, moet ik ook weer bekennen, dat ge dan dit boek niet hadt te lezen gekregen; - de aanhechtsels die onder dezen of genen lateren Koning zijn daarbij gevoegd; - de bevelhebbers der legioenen die het bedoelde land hadden ten onder gebracht; - en dat ( ) zijne meerdere jaren terstond zouden worden in rekening gebracht. De werkwoordelijke eindgroep is dus ondoordringbaar geworden. Althans in Nederland; in Vlaams-België zijn heel gewoon - Het had kunnen waar zijn en dat de wereld er zou moeten in geloven. Waar het nu om gaat, is dat de werkwoordelijke eindgroep (in Nederland) naar mijn idee nog steeds almaar ondoordringbaarder wordt. Voor mijn eigen taalgevoel zijn bijvoorbeeld geheel aanvaardbaar ...kan thuisbrengen, ...moet opbellen en ...zou waarnemen. Maar ik weet dat de huidige generatie studenten deze volgordes vaak ‘gewrongen’ of ‘ouderwets’ vindt, en sterke voorkeur heeft voor thuis kan brengen, op moet bellen en waar zou nemen. Men kan dit zien als een toenemende neiging scheidbare werkwoorden te splitsen, maar het is natuurlijk evenzeer een afnemende bereidheid de werkwoordelijke eindgroep te onderbreken door andersoortige elementen. In dit verband zou het interessant zijn om te weten of de zuidelijke neiging tot doorbreking van de eindgroep toeneemt of afneemt. Neemt ze toe, dan groeien Noord en Zuid in dit opzicht uit elkaar; neemt ze af, dan gaan Noord en Zuid dezelfde richting. | |
WoordvormingOp het gebied van de morfologie of woordvorming valt te wijzen op nieuwe formaties als langlopendste. Deze overtreffende trap van langlopend (of lang lopend) komt meer en meer in de plaats van het vroegere langst lopende. Spreekt men bijvoorbeeld over langlopende projecten, en wil men dan het project aanduiden dat nog langer loopt dan alle andere, dan kiest men tegenwoordig vaak in plaats van het langst lopende project voor langlopendste project. Helemaal nieuw is zoiets niet. Al in de vorige eeuw zijn de oudere vergelijkende en overtreffende trap van goedkoop, namelijk beter koop en best koop, vervangen door goedkoper en goedkoopst. Een voorwaarde voor zo'n verandering is waarschijnlijk dat de delen als één geheel ervaren worden, en dat het geheel een iets andere betekenis heeft gekregen. Wanneer dat het geval is, kunnen achtervoegsels in | |
[pagina 74]
| |
beginsel achteraan aangehecht worden. Dat heeft zich ook voorgedaan bij bijvoorbeeld veelbelovend. Tegenwoordig is veelbelovendste geen zeldzaamheid meer, en men kan dan ook betekenisverschil ervaren tussen meestbelovend (= ‘die de meeste beloften doet’) en veelbelovendste (= ‘die het meeste doet verwachten’). Of er van geval tot geval reeds een nieuwe betekenis aanwezig is, valt soms niet goed vast te stellen. In ieder geval zijn formaties als in de volgende zinnen nu regelmatig aan te treffen: - De uitgave van het Verzameld Werk van Multatuli is het duurste en langlopendste project van NWO op het gebied van de alfa-wetenschaprpen; - uitgegroeid tot de drukbezochtste uitgaandsgelegenheid van de stad; - D'66 wil diepgravender onderzoek naar ernstige vervuiling; -Jan de Hartog werd onlangs tachtig. Zijn nieuwste boek is filosofisch getinter dan ooit. | |
BesluitVolledigheid is nooit te bereiken bij het opsporen van hedendaagse veranderingen. We zitten er te dicht bovenop. Wat zich laat betrappen, is vrij zeker maar een heel klein deel van wat er feitelijk omgaat. Onze taal verandert op talloze fronten, en alleen geduldig onderzoek in de vrij verre toekomst zal een meer verantwoord beeld kunnen geven van wat er in de 20ste eeuw allemaal veranderde. Dàt het Nederlands zo sterk verandert, mag ondertussen beschouwd worden als een bewijs dat het springlevend is. Want laten we niet vergeten dat onze taal in voorgaande eeuwen evenzeer steeds veranderde. Daar hebben we nu wat beter zicht op. Zouden in onze eeuw de veranderingen uitblijven, dàn zou er reden tot zorg zijn geweest. Sommige veranderingen doen wel eens pijn; dat is te zeggen; doen ons pijn, maar dat betekent niet dat de taal er pijn aan heeft. |
|