In De naakte waarheid, het tweede deel, ontpopt Berta Mees zich als de schrijfster van Kanker. Zij heeft het geschreven om haar man te laten zien wie zij is. Een opzet die mislukt, want Stefano reduceert Kanker tot: ‘Al die roddelpraatjes over mijn familie’ (p. 224) en heeft geen oog voor de positie van zijn vrouw. Veelbetekenend in dit verband is een droom, waarin zij haar man een foto toont en hem verzekert dat zij er ook op staat (p. 363).
Meer begrip ontmoet Berta bij Jacob en Wiesje, een bevriend echtpaar dat zij kent uit haar Amsterdamse studietijd. Jacob kwalificeert Kanker tot haar genoegen als ‘een krampachtige poging tot solidariteit met Stefano’ (p. 229).
Door deze en andere interpretaties van Kanker krijgt De naakte waarheid het karakter van een voortgezette verantwoording. Maar ook in de politiek van de jaren zestig, beheerst door de oorlog in Vietnam en de tegenstelling tussen Israël en de Arabische landen, tracht Berta zich te verantwoorden. Weer gaat dit haar slecht af. Voortdurend twijfelend en ingeklemd tussen de pro-Amerikaanse sympathieën van haar man en de linkse denkbeelden van Jacob en, vooral, Wiesje, probeert zij via discussie en uitvoerige correspondentie een duurzaam standpunt te veroveren. Eens te meer manifesteert zich Berta's onvermogen in de wereld overeind te blijven.
Voor alles behelst het tweede deel van De harde kern ‘de naakte waarheid’ over het huwelijksleven van Berta en Stefano. Aan hun sporadische geslachtsverkeer beleeft Berta geen enkele vreugde, integendeel, het verhevigt haar eenzaamheid: ‘Ik voelde me zo ontzettend alleen’ (p. 380). In sobere bewoordingen worden de troosteloze pogingen tot seksueel leven opgetekend.
In het derde deel, Met zijn drieën, laat de hoofdfiguur haar man De naakte waarheid lezen. Het boek schokt hem. Het huwelijk houdt inmiddels al vijfentwintig jaar stand, maar het fundament ervan is danig afgebrokkeld, mede door de buitenechtelijke escapades die Stefano zich in arren moede is gaan veroorloven. Hij geeft de volgende mismoedige karakteristiek van zijn huwelijk: ‘Vroeger dacht ik, dat wij in een versterkte stad woonden. Wij woonden binnen en hadden niemand nodig. Nu liggen de muren in puin. Iedereen loopt in en uit’ (p. 323).
De nadruk ligt in Met zijn drieën echter op het verleden. Berta keert terug naar de tijd vóór haar kennismaking met Stefano, toen zij vijfentwintig jaar was. Zij schrijft het boek echter niet voor hem, maar poogt zelf tot klaarheid te komen, daarbij gebruik makend van oude dagboeken en brieven. Haar doel is ‘het voorbije leven met de adem van nu te wekken’ (p. 435), wat betekent dat de evocatie van het verleden wordt afgewisseld met gedeelten over haar leven in het begin van de jaren tachtig, als zij rond de vijftig is.
Na de scheiding van haar ouders wordt de hoofdfiguur door haar levensangstige moeder de rol van steunpilaar opgelegd. Om die rol te vervullen, moet zij regelmatig boven haar macht reiken. Allengs wordt de verhouding