maken, hadden in Brussel weinig uitwerking. De Vlaamse Beweging ijverde vooral voor de vernederlandsing van Vlaanderen, veel minder voor de tweetaligheid van de hoofdstad. Tot onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog kon de dominante francofonie de verfransing ongestoord voortzetten.
Eerst in de late jaren vijftig werd in dat proces een aanzet tot mogelijke verandering zichtbaar. De Vlaamse Beweging die gehavend uit de bezetting was gekomen, fleurde opnieuw op. Met de groeiende politieke bewustwording van de Vlamingen en de industriële expansie van de Vlaamse provincies, die zou leiden tot de economische bloei van ‘the golden sixties’, kwam in Vlaanderen een actie op gang om de Nederlandstalige Brusselaars te ondersteunen tegen het taalimperialisme van de francofonie. Zelfverzekerde Vlamingen geloofden dat zich kansen aanboden om Brussel voor Vlaanderen en het Nederlandse cultuurgebied terug te winnen. De grote ‘marsen op Brussel’ en de taalwetten van 1962-'63 schraagden dat geloof en die hoop.
In die ontwikkelingen en verwachtingen is vervolgens een ingrijpende en beslissende wijziging gekomen - in feite een breuk - ten gevolge van een onverwachte en dubbele invasie: van de nieuwe Europese bureaucratie én van de mediterrane immigranten.
In de loop van de jaren zestig begon in Brussel de grootschalige vestiging van de instellingen van de pas opgerichte Europese Gemeenschap: de Commissies, de Ministerraad, de commissies van het Europese Parlement en de ambtenarij. Toen bovendien de Franse president De Gaulle de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie de deur wees, verhuisde ook die breed uitgebouwde instelling naar een voorstad van Brussel.
De europeanisering en de internationalisering werkten als krachtige magneten. Allerhande maatschappijen en verenigingen, banken, holdings en multinationals kwamen zich in de buurt van de politieke machtscentra nestelen. Om al die diensten en bureaus huisvesting te bieden, werden de oude wijken gesloopt. De rustige straten en riante plantsoenen verdwenen samen met de mooie woningen.
Alom verrezen torenhoge administratieve blokkendozen en luxe-hotels. Stadsbestuur, speculanten in onroerend goed en bouwpromotoren vonden elkaar, om in een kaalslag van nooit eerder geziene afmetingen een nieuw Brussel te ontwerpen: overdag verstikkend in de files, na de kantooruren onheilspellend doods.
Vandaag is Brussel wereldwijd bekend. Als zevende financiële en derde congrescentrum ter wereld herbergt het ruim 1600 buitenlandse ondernemingen. Er zijn meer diplomaten en vreemde journalisten geaccrediteerd dan in Washington D.C. Of die internationale ‘roeping’ zal duren, hangt mede af van de evolutie binnen de Europese Unie. Naarmate de EU uitdijt, ont-