Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Nederlandse taal en cultuur in het buitenland
Het buitenland en wij
Dutch Crossing (ISSN 0309-6564) gaat onverstoorbaar zijn weg. Liever dan hier een saaie opsomming te geven van titels en auteurs kies ik willekeurig enkele bijdragen om de rijke verscheidenheid van het tijdschrift te illustreren. Zo vindt men in nummer 40 (Spring 1990) een Engelse vertaling van Veldekes Legende van Sint Servaes, van de hand van R.H. Bathgate, en een stuk over Hedwigs dromen in Van Eedens Koele Meren des Doods, van de Hongaarse Judit Gera.
Nummer 41 bevat o.m. twee bijdragen - met illustratie - over de zeventiende-eeuwse portretkunst in Nederland, van David R. Smith en Charles Ford, en een tekst van Kendall Dunkelberg over ‘experimentele’ sonnetten van Nijhoff, samen met de Engelse vertaling van een viertal voorbeelden. Nancy L. Chadburn schreef een wat belerend artikel over seksevooroordelen in Nederlandse recensies van Marja Brouwers' Havinck (nummer 42, Autumn 1990). Aflevering 43 (Spring 1991) is vooral literair, met onder meer bijdragen over Elsschot, Kopland en Van Wilderode. Deze laatste komt niet zo vaak voor in dergelijke bladen, maar wat Yann Lovelock een tikje uitdagend schrijft over zijn wederwaardigheden met Van Wilderodevertalingen is bijzonder lezenswaard. Aan het eind van elke aflevering staan interessante recensies. Maar er is nog veel meer dan ik hier heb vermeld.
Minder compact maar daarom nog niet minder interessant dan het Britse Dutch Crossing is de Revue canadienne d'études néerlandaises, om eens de Franse naam van het blad te citeren (ISSN 0225-0500). Ook in dit geval peins ik er niet over de inhoudstafel van de laatste afleveringen over te schrijven en vermeld ik totaal willekeurig een paar titels. De twee bijdragen in nummer X, ii (Fall 1989) zijn van de hand van Beert Verstraete (Acadia University, Nova Scotia) en handelen over vertalingen: Watson Kirkconnells Engelse vertaling van drie toneelspelen van Vondel en Gezelles bewerking van Longfellows Song of Hiawatha. Er zijn verder heel wat recensies en een nuttige index over de eerste tien jaargangen.
Aflevering XI, i (Spring 1990) bevat o.m. vijf bijdragen over de invloed van de Tweede Wereldoorlog op de Nederlandse cultuur en letterkunde. Aflevering XII, i (Spring 1991) is een echt themanummer, over Nederlands perceptie van Indonesië in de kunst. Heel fascinerend en aanzettend tot lezen vind ik daarin de titel van het artikel van Robert van Niel (University of Hawaii): ‘A Perception of a Perception of a Perception Multatuli's View of Java in the 1850s’. Van Gerard Termorshuizen citeer ik ‘A Life Free from Trammels: Soewarsih Djojopoespito and her Novel Buiten het Gareel’.
Uit dezelfde regionen als waarin Dutch Crossing ontstaat, stamt Standing Clear - A Festschrift for Reinder P. Meijer (ISBN 0-9517293-0-6). De titel zegt het eigenlijk: deze verzameling essays van de hand van vroegere studenten en collega's werd gepubliceerd (eindredactie: Jane Fenoulhet en Theo Hermans) bij het afscheid van prof. Meijer van de Universiteit van Londen, en opent dan ook met de lijst van zijn publikaties. Daarop volgen dertien essays over zeer uiteenlopende onderwerpen. Ik citeer de ‘sprekendste’ titels: ‘From Peeping Tom to Prophet: Voyeurism in the Novels of S. Vestdijk’ (Jane Fenoulhet); ‘Willem Elsschot's Kaas: het tragische ritme’ (Lesley Gilbert); ‘A Threshold between Sea and Sky: The Poetry of G.J. Resink’ (Kees Snoek). De andere auteurs zijn: Margaretha H. Schenkeveld, Dick Boukema, Frida Balk-Smit Duyzentkunst, William Woods, Karel Bostoen, Theo Hermans, Peter King, Ton Broos, J.W. de Vries en Reinier Salverda. Andere behandelde schrijvers zijn o.m. Reve, Nijhoff en Van der Noot. Een