geheten. En het kwam, struikelend over steigers en verfblikken, want gelijk op met het opvoeren van het aantal voorstellingen, verliep de verbouwing van het kapitale pand. Het geduld van directie en medewerkers en het publiek werd beloond. Van 27 september tot 6 oktober 1991 vierde het Nederlands Filmmuseum met een bruisende feestweek de heropening van het verbouwde paviljoen.
Het heeft, mede dankzij sponsoring, nu de beschikking over twee filmzalen en een aparte viewingruimte. In de bestaande zaal is het indrukwekkende art-déco interieur van Amsterdams oudste, inmiddels gesloten, bioscoop Cinema Parisien ingebouwd. Een waardige ambiance voor de vertoning van stomme films en vroege geluidsfilms uit eigen en buitenlandse collecties.
Daarnaast heeft het Filmmuseum de beschikking gekregen over een tweede filmzaal voorzien van een Dolby-stereo installatie en geschikt voor vertoning van 70 mm films. De Kuypers droom lijkt hiermee verwezenlijkt want, zo riep hij al bij zijn aantreden uit: ‘In het Nederlands Filmmuseum moeten alle typen films op de beste manier te zien kunnen zijn’ Niet alleen de representanten van een filmverleden maar evenzeer die van een levend heden en waar mogelijk de experimenten die vooruitlopen op de toekomst. Dit vanuit De Kuypers opvatting dat het verleden alleen te begrijpen is vanuit het heden en het heden vanuit het verleden. Met een eigen, gesubsidieerde distributietak heeft het Filmmuseum alle mogelijkheden het publiek ook kennis te laten nemen van de nieuwste kunstzinnige filmuitingen uit binnen- en buitenland.
Een en ander zal geschieden via een horizontale programmering van vaste onderdelen. Dagelijkse voorstellingen zullen gewijd zijn aan het repertoire - behalve klassieke ook minder bekende en zelfs obscure titels - en thematische voorstellingen. Voor oktober staat in dit laatste onderdeel een retrospectief op het programma van de Amerikaan Frank Borzage, een min of meer vergeten Hollywoodregisseur die in de periode 1916-1959 een groot aantal speelfilms maakte. Het in het Nederlands Filmmuseum herontdekte meesterwerk Lucky star (1929) opent op 5 oktober het retro van deze grootmeester van het romantische liefdesdrama, die in 1927 de allereerste regie-Oscar in ontvangst kon nemen voor zijn film Seventh heaven.
Naast de Klassiekenreeks en de Nederlandse films uit een nabij of ver verleden zijn er kortlopende programma-series te zien, rond thema's als De Jiddische Film, De Franse Documentaire vanaf Lumière en De Belgische Experimentele Film (met films van onder andere Charles Dekeukeleire, Henri Storck en André Delvaux).
Kindermatinees, een filmboekenmarkt, zondagse filmforums, wekelijkse lezingen, exposities en zomerse openluchtvoorstellingen naast winterse toverlantaarnvoorstellingen completeren het aanbod waarmee wordt gepoogd een gevarieerd publiek het Nederlands Filmmuseum binnen te lokken.
De tijd zal leren of dat publiek inderdaad is op te voeden in filmliefde, zoals De Kuyper hartstochtelijk nastreefde, of dat het verdient wat filmhistoricus Bram Reijnhoudt het ooit gedesillusioneerd toewenste met de opmerking: ‘Een verveloze trap, een zonderling met gaten in zijn sokken en vijftig roestige filmblikken in een douchecel, dat zou pas gerechtigheid zijn’.
Vooralsnog is het afwachten. In ieder geval zijn kosten noch moeite gespaard het publiek te behagen en is er alles aan gedaan om van het Nederlands Filmmuseum het warm kloppend hart van de nationale filmbedrijvigheid te maken. Deze constatering zal Eric de Kuyper, die wegens uiteenlopende andere bezigheden aftrad als adjunct-directeur, tevreden stemmen.
Gerdin Linthorst