daar de term ‘off-television productions’ - maar wilde de films aanvankelijk zelfs niet vertonen. Dat gebeurde pas, nadat ze werden bekroond met de Prijs voor de beste t.v.-reportage.
Ondertussen had De Hert ook De Bom (1969) gedraaid. Voor dit tragi-komische verhaal over de onmacht van de ‘kleine man’ tegenover de politieke klasse deed hij nogmaals een beroep op Louis Paul Boon, die naast de Amerikaanse actrice Betsy Blair, de hoofdrol vertolkte. Guido Henderickx realiseerde wat later Het Laatste Oordeel (1972) en Gejaagd door de winst (1977). Beide films zijn vanwege hun milieuthematiek in deze tijd actueler dan ooit.
Gebrek aan steun van de overheid en van de Vlaamse televisie, leidde ertoe, dat de filmgroep in ernstige financiële moeilijkheden kwam met grotere projecten als de lange fictiefilm Camera Sutra (1970-1973) en de uitgebreide reportage-film Le Filet Américain (1978-1980). Vooral deze laatste film, die zelfs de V.P.R.O. niet durfde te vertonen, veroorzaakte om budgettaire redenen spanningen binnen de groep. Twee belangrijke medewerkers, Guido Henderickx en Patrick le Bon, verlieten het collectief. Robbe de Hert zag zich genoodzaakt zich te schikken naar wat toen in de Vlaamse filmproduktie en distributie voor commercieel haalbaar doorging, nl. de verfilming van een bekende Vlaamse roman. Hij draaide een remake van Ernest Claes' De Witte (De Witte van Sichem, 1980) en verfilmde op meesterlijke wijze een roman van Maurice Roelants (Maria Danneels, 1982). Vooral het kassucces van De Witte van Sichem bood nieuwe perspectieven. Dankzij een aantal commerciële opdrachten slaagde De Hert erin Fugitive, dat inmiddels behalve een distributiehuis ook een eigen theater en filmhuis, King Kong, had opgericht, overeind te houden. De vernietiging door brandstichting van dit unieke centrum op het gebied van film, muziek en toneel in 1982 was echter opnieuw een zware tegenvaller voor het collectief.
In de loop van de jaren tachtig werden toch weer enkele opvallend lange documentaires afgeleverd: De Droomproducenten (1984), Henri Storck, ooggetuige (1987) en de historie van de Vlaamse filmproduktie, Janssen en Janssens maken een film (1990). Kort na de voltooiing van Janssen en Janssens overleed Chris Verbiest, die sinds 1973 een van de trouwste medewerkers was. Het wegvallen van deze bijzonder vakkundige montageman kwam des te harder aan, omdat de montage een van de belangrijkste aspecten van alle Fugitive-produkties is. Vooral de inventieve en vaak ludieke montage van beeld (reportage, stock, shots, fictie) en geluid geeft de films hun authentiek en indringend karakter.
De aan geen politieke partij gebonden sociale bewogenheid én de originele filmstijl riepen in het verzuilde Vlaanderen helaas meer weerstand dan medewerking op van degenen, die over de produktiemiddelen beschikten. Dat het collectief zich vijfentwintig jaar staande hield en houdt, is slechts te verklaren uit een fascinatie voor het filmmedium, een niet te stuiten creativiteit en de internationale erkenning die de produkties gelukkig genoten.
Robbe de Hert, sinds 1976 bijgestaan door producent-cineast Luc Pien, zet voor de jaren negentig opnieuw een aantal boeiende Fugitive-produkties op de rol. Moge het in het vooruitzicht gestelde nieuwe filmdecreet het hun iets makkelijker maken dan in de afgelopen vijfentwintig jaar.
Wim de Poorter
Zie ook: wim de poorter, Het idealisme van Fugitive Cinema, in Ons Erfdeel, 27ste jg. nr. 2, 1984, pp. 252-258.