J. Bernlef (o1937).
hele evolutie van het proza van deze veelschrijver wordt samengevat via 35 verhalen uit zes verschillende bundels die verschenen van 1960 tot 1978.
De tien debuutverhalen uit Stenen spoelen vormen een ijzersterk begin en brengen de lezer meteen in de juiste stemming (ik noem het minimalistisch, een woord dat Bernlef graag gebruikt ter beschrijving van het Noordse landschap, waarvan de sfeer in de verhalen zo duidelijk voelbaar is). Bernlef toonde zich al als jong auteur een goed observator, die echter beseft dat wat hij, als mens en als schrijver, waarnemen kan, vaak slechts het topje van de ijsberg is (een bedenking die haar hoogtepunt krijgt in de roman Onder ijsbergen (1982)). Wat de mensen in het dorpje Värmland van elkaar weten, berust op praatjes en schone schijn. De ware toedracht van de gebeurtenissen (wat was de reden voor het huwelijk van Sven en Elisabeth (De naam), het isolement van Lars (De beeldhouwer)?...) zijn geheimen die slechts de betrokkenen zelf kennen.
In de verhalen uit de bundel Onder de bomen (1961) beklemtoont Bernlefs sobere schrijfwijze meer dan eens de gure desolaatheid van het landschap en de verveling die zich hierdoor van de mensen meester maakt. De lifter op weg naar A. (Onderweg) de jongen op bezoek bij een verafwonende vriend (Drie vrienden), de werkmakkers in Regen, ervaren allen hoe een troosteloos landschap op het gemoed kan werken. En ook de lezer krijgt zijn deel. De werkelijkheid is duidelijk niet wat wij dromen. Als er dan nog gaten in deze werkelijkheid, of beter in de herinnering daaraan, komen te zitten (door een kater na een nacht stevig drinken (De zakdoek), door ouderdom (De bomen) - uit de bundels De verdwijning van Kim Miller (1969) en Hondedromen (1974) - wordt het pas echt verwarrend). Dat ervaart het kleine meisje uit De Klok, wanneer ze vaststelt dat haar oma niet, zoals zij, in het heden leeft; of de bejaarde man die zijn vrouw langzaam ziet terugglijden naar de tijd waarin hun kinderen geboren werden (De geboorte). Bernlefs fascinatie voor ouderdom en dementie, die zo mooi tot uiting komt in Hersenschimmen, krijgt in deze verhalen zijn eerste vorm. Wat niet wil zeggen dat dergelijke ‘eerstelingen’ kwalitatief onderdoen voor later werk. Integendeel, met Verborgen helden bewijst Bernlef voor de zoveelste keer dat hij met recht aanspraak kan maken op de hoedanigheid een van de beste hedendaagse prozaschrijvers te zijn.
Gerti Wouters
Verborgen helden. De verhalen van J. Bernlef, Em. Querido, Amsterdam, 1991.