zinvol ze hier opnieuw te bespreken. Ik beperk mij daarom tot enkele kanttekeningen bij de gemaakte selectie en bij het beeld van de auteur dat daaruit oprijst.
Fens verantwoordt zijn keuze zelf door de titel van zijn bundel toe te lichten. Elk uitverkoren essay is een ‘uiting van respect’ voor de besproken auteur en zijn werk en als zodanig ‘het voetstuk voor een monument dat in aanbouw blijft’. ‘In aanbouw’, omdat een interpretatie volgens Fens nooit definitief is, maar altijd voorlopig.
Bovendien behelst de titel Voetstukken een toespeling op ‘het basiskarakter van sommige stukken’. Zij vormen het fundament waarop andere literatuurbeschouwers hebben voortgebouwd.
De Fens van Voetstukken is de sterk analytisch gerichte criticus uit de jaren zeventig en, vooral, de jaren zestig. Hij schrijft bijna uitsluitend over Nederlandstalig verhalend en beschouwend proza. Aan buitenlandse literatuur, laat staan niet-literaire onderwerpen, waagt hij zich niet. De poëzie, sinds het eind van de jaren zeventig Fens' favoriete genre, is slechts vertegenwoordigd door een artikel over een gedichtenreeks met een verhalende inslag, Achterbergs Ballade van de gasfitter, en een beschouwing over en naar aanleiding van het gedicht ‘Journey of the Magi’ van T.S. Eliot. Dit stuk - ik kom erop terug - neemt een aparte plaats in.
De besproken auteurs, o.a. Nescio, Reve, Koolhaas, Carmiggelt en Alberts, hebben een voorkeur gemeen voor het gewone woord. Zij schuwen het pathos en het ver doorgevoerde experiment. Veel in hun werk blijft onuitgesproken en Fens verstaat de kunst dit te verwoorden zonder in banaliteiten te vervallen, wat altijd een gevaar is bij het schrijven over literatuur die zich eenvoudig voordoet. Hoe bedrieglijk die eenvoud kan zijn, blijkt overtuigend uit de baanbrekende artikelen over Hermans' novelle
Het behouden huis (een recht toe recht aan ontleding) en
Kees Fens (o1929).
de thematische constanten in het werk van Vestdijk.
De keuze die Fens maakte, laat ook iets zien van wat hem door de jaren heen heeft gefascineerd, binnen en buiten de literatuur. In het titelopstel van De eigenzinnigheid van de literatuur, niet opgenomen in Voetstukken, kenschetst hij lezen als ‘het vooruit willen lopen op de eeuwigheid’. Noties als eeuwigheid, opheffing van het tijdsverloop, stilte en licht - op hun religieuze connotatie behoef ik wel niet de aandacht te vestigen - komen frequent voor in het werk van Fens, ook als hij de gedaante aanneemt van A.L. Boom. Wat nu opvalt bij diverse auteurs die Fens hoogacht, is de rol die eeuwigheidservaringen in hun werk spelen. Ik denk b.v. aan de betekenis van het noorden in het werk van Alberts, aan het ‘Paradijs in de schemer’ van Carmiggelts kroegverhalen, aan de tijdloze wereld van de partizaan in Het behouden huis (Hermans), aan de pogingen van Achterberg via het gedicht de eeuwigheid te bereiken en aan wat de personages van Nescio drijft. ‘Ogenblik en eeuwigheid’ is de titel van een vroeg opstel over de laatste schrijver.
Het kost weinig moeite hier verband te leggen met de religiositeit van Fens, die in het essay over Eliot, waarmee de bundel eindigt, manifest wordt. Deze beschouwing, afkomstig uit Tussentijds, werd in de ‘Verantwoording’ van dit boek als voorbeeld genoemd van het werk dat Fens toentertijd voor ogen stond: essays waarin de analyse zou gebeuren met het oog op de persoonlijke beschouwing. Deze belofte werd niet ingelost, maar de plaatsing van het essay in Voetstukken laat duidelijk uitkomen dat er meer is dan (Nederlandstalige) literatuur. Via het sluitstuk wordt uitzicht geboden op een Fens die niet leeft bij literatuur alleen.
Het valt toe te juichen dat door de uitgave van Voetstukken een aantal fundamentele artikelen over moderne Nederlandse literatuur in boekvorm beschikbaar blijft. Nieuwe lezers, b.v. letterkundestudenten, behouden op deze manier de mogelijkheid te zien wat er door aandachtig en creatief lezen zoal aan literatuur valt te observeren. Jammer alleen dat voor deze categorie lezers niet een aantal publikaties werd vermeld, waarin op de door Kees Fens gewezen wegen is voortgegaan.
G.F.H. Raat
kees fens, Voetstukken; een keuze uit de essays 1964-1980, Em. Querido, 1991, 191 p.