Bezoek onze kelders
Stel: je draagt een banale naam als Koen Peeters of Jan Lul en je leeft ook het onbetekenende bestaan van Jan Modaal. Je beseft je verwaarloosbaarheid en noemt jezelf ‘kleurloos, een spiegel van zovelen, een zeer mogelijk menselijk wezen’. Je ervaart de wereld om je heen als onoverzichtelijk en bevreemdend. Om overeind te blijven te midden van die chaos verzeker je je van een levensnoodzakelijke identiteit door je schrale ego te spiegelen aan een fascinerend alter ego.
Wie zich in deze karakteristiek herkent, is ofwel een geknipt personage voor Bezoek onze kelders van Koen Peeters, ofwel Koen Peeters zelf. Jan Lul en Jan Modaal komen niet voor in Bezoek onze kelders, maar wel personages met namen als Anna Talens, Gaspard, Marchand, Dada, Chamand en Man. ‘Telkens diezelfde klinker A. Waar alles start’. Koen Peeters zelf duikt evenmin op in zijn tweede roman, maar wel een ikverteller die verdacht veel op Peeters lijkt.
Peeters (of die vertellende ik, maakt mij niks uit) verkondigt al op de eerste bladzijde van zijn roman dat hij nog niets uitgericht heeft in zijn leven, behalve dan het aanleggen van een verzameling ‘documenten van andere ego's’. De fraaiste stukken van de ‘Collectie K.’ zijn ondergebracht in de vijf kelders van Peeters' huis, elke kelder herbergt één (auto)biografie. Peeters gidst de lezer tegelijk door zijn kelders en door zijn leven: ‘Dit boek is niets anders dan een bezoek aan mijn kelders. Ik trakteer je op mijn levensverhalen’ (mijn cursivering).
In die vijf gepresenteerde levens staat het ijverig bij elkaar sprokkelen van een identiteit centraal. Een wasmachinereparateur raakt zo in de ban van het katholieke Vlaanderen op de kunstwerkjes van Anna Talens dat hij, met de heldenmoed van een Vlaamse leeuw op kruistocht, een stigma in zijn arm pyrografeert. Zijn fascinatie voor de Kongolese schilder Pilipili drijft Gaspard tot redeloze agressie tegen de copywriter Kaaiman. Op zijn speurtocht naar de absolute antropologische waarheid omtrent punks, ontmoet de student Marchand de punk-dichter Dada, gemodelleerd naar Didi de Paris - Didi werd Dada omdat Peeters in a's grossiert, ik vraag me eigenlijk af waarom Didi de Paris niet Dada da Djakarta werd - waarna dronken studenten de keurige Marchand voor een punk aanzien en hem in elkaar timmeren. Chamand, die meer dan een beetje op Joe English lijkt, streeft in de IJzer-loopgraven het Kunstenaarschap na, maar sterft vol twijfels een dood in mineur. Man zoekt dwangmatig parallellen tussen zijn leven en dat van koning Albert.
Het loopt dus geregeld fout met dat gespiegel. Een te ver doorgedreven identificatie is ronduit gevaarlijk, zoals ook Man stelt: ‘Metaforen moeten amusant blijven. Ze kruiden het leven maar overdaad schaadt’. Illustratief is dat de wasmachinereparateur al gauw verstrikt raakt in de sloganeske ideologie die hem eerder