een tekening aan de wand, nee, in een aantal gevallen lijkt het dezelfde tekening te zijn (of beter, er lijken er twee te zijn: een met pet, de ander met een slappe hoed). Zo is er op vrijwel ieder schilderij wel een element aan te wijzen dat op een ander schilderij, en vaak op vele andere schilderijen, precies terugkomt. Zo vinden we al in 1634 op een Gezelschap aan de maaltijd (Cat. 7a) een gedreven koperen schaal op pootjes met daarin, in een laag water, twee glazen flessen (een wijnkoeler, naar ik aanneem). Precies diezelfde schaal, ook weer met flessen, keert terug in het Keukeninterieur (Cat. 36), De verloren zoon (Cat. 37 en 37a), het al genoemde De schilder met zijn gezin (Cat. 38), en De paleiskeuken (Cat. 49, uit 1646). Een ander koperen voorwerp dat zo een aantal malen terugkomt is een grote ronde teil die steeds op zijn kant ligt en waarbij we dan schuin tegen de bodem en de linkerbinnenkant kijken. Ten overvloede komt deze teil ook vrijwel steeds in hetzelfde stilleven-achtige ensemble voor, samen met een houten vat, enkele aardewerk kruiken en schalen en vaak een kruiwagen (Cat. 16, 17A, 17a, 17B, 23, 24, 28, 29, 36, 44, 45, 49, 50, 62, 63, 66, 80, 89). Eén keer, op De koning drinkt (Cat. 91) ligt de ketel op een plank die aan de muur is bevestigd en zien we hem van de andere kant.
Natuurlijk ligt het voor de hand te denken dat het hier voorwerpen betreft die Teniers in zijn atelier had en die hij steeds opnieuw als model gebruikte. Dat kun je je ook nog voorstellen van een nis in de muur, waarin een glazen fles met inhoud staat. Maar die nis komt erg vaak voor en evolueert langzaam van een nis met een spitsboog tot een nis met een ronde boog. En dat laatste zal een echte nis in een echt atelier toch niet gedaan hebben. Nog onwaarschijnlijker is het dat Teniers in zijn atelier een houten schutting en een houten poortje had. Toch figureren beide frequent op zijn schilderijen. Vreemd genoeg staat het poortje - dat onmiskenbaar steeds hetzelfde simpele bouwseltje is - soms volledig vrij in het landschap. Dat laatste is het geval op de Sint-Joriskermis (Cat. 28) dat in dit verband nog wel meer te zien geeft. Over het poortje op dit schilderij zegt de catalogus: ‘Compositorisch vormt de poort de schakel tussen het plein, de achtergrond en de luchtpartij en doet daardoor dienst als tegenwicht voor de huizengroep’: Die constatering is vast juist, maar dat verandert niet dat het er vreemd uitziet, zo'n poort die niet aansluit op de schutting, terwijl er ook nog twee mensen op het punt staan door die poort te lopen (en niet er langs, wat in de gegeven omstandigheden evengoed zou kunnen).
Op deze zelfde Sint-Joriskermis prijkt ook de koperen teil, dit keer in een ensemble met twee houten vaten, wat aardewerken vaatwerk, een houten bank, een (eveneens vaak terugke-rende) bezem en wat kledingstukken. Verder zien we hier centraal het danspaar dat ik ook vaker meen te herkennen en waarvan de man een helrode pet in zijn hand houdt. Verder loopt er iemand door de deur, kijkt er iemand uit een venster en staat er een man tamelijk prominent als toeschouwer op de voorgrond. In latere schilderijen komt een dergelijke toeschouwer regelmatig terug en dan is het vaak dezelfde oude man met een grijze baard die een wandelstok vastheeft of daarop leunt en die soms sterk met de feestvierders contrasteert doordat hij een deftig zwart kostuum draagt. In de lucht, boven het silhouet van Antwerpen, vliegen twee duidelijk herkenbare eksters, en verstopt in de linker