Ons Erfdeel. Jaargang 34
(1991)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 711]
| ||||||||
Roger Raveel
| ||||||||
[pagina 712]
| ||||||||
Roger Raveel, ‘De zin van het zinloze’, 1990 (Foto Heirman Graphics).
hij de opdracht om een reeks muurschilderingen in de keldergangen van kasteel Beervelde te realiseren. Hij nodigt daartoe nog uit de schilders Elias, De Keyser en Lucassen. Sinds die tijd maakt Raveel ook ruimtelijke objecten met de bedoeling de omgeving in de schildering te integreren. In 1974 wordt hij uitgenodigd om in het Merodestation van de metro te Brussel een muurschildering aan te brengen. Twee jaar later beëindigt Raveel de opdracht met een twintig meter lang schilderij getiteld: ‘Wat bedoelde Ensor met Vive la sociale?’ In 1986 deed hij nog mee met het door Jan Hoet georganiseerde Chambres d' amis in Gent, ter gelegenheid waarvan hij het interieur van een woonhuis aan de Visserij te Gent beschilderde. Ten slotte kreeg hij in 1988 opdracht om in Oostende een schildering aan te brengen in het nieuwe gebouw van Het Loodswezen. In dit artikel wordt juist op de wandschilderingen zoveel nadruk gelegd omdat daarin Raveels visie op de schilderkunst het best wordt uitgedrukt. Raveel heeft steeds benadrukt dat hij in zijn kunst geen deelproblemen wil analyseren maar dat hij een kunst wil maken die zo volledig mogelijk is en die een rijk geschakeerde synthese weergeeft. Eén van zijn vroege conclusies | ||||||||
[pagina 713]
| ||||||||
Fragmentopname van de muurschilderingen in het Kasteel te Beervelde, 1966 (Foto Heirman Graphics).
is onder andere dat hij de omgeving wil betrekken in de schildering. Daarnaast zegt hij steeds dat hij via het kijken tot een dieper inzicht wil komen. Een van de dingen die hij zag was dat er door het licht leegtes ontstonden, witte plekken. Hij constateerde dat het object door het licht soms zijn identiteit verliest. Op die lege plekken wil Raveel het object een deel van de ruimte laten zijn en dat was dan ook de reden dat hij spiegels ging gebruiken.Ga naar eind(1) De opdrachten die hij kreeg van onder andere de Graaf de Kerckhove de Denterghem in Beervelde, zijn zo interessant, juist omdat hij in die opdrachten zijn idee van het betrekken van een ruimte in de schildering letterlijk vorm kan geven. Het zijn de momenten bij uitstek waar hij zijn visie, de integratie van het werk met de omgeving, kan waarmaken. Ook het kijken naar dingen, de waarneming kan daarbij een deel van het werk uitmaken. Voordat hij de opdrachten ging maken had hij al ruimtelijkheid in zijn schilderingen gebracht, voor het eerst in het schilderij ‘Neerhof met duif’ in 1962, een drieluik met op het centrale paneel een aangehechte kooi waarin zich een levende duif bevond. In dit artikel zullen de wandschilderingen in Beervelde uit 1966 en die in Oostende uit 1990 met elkaar vergeleken worden om zodoende de ontwikkeling van Raveel in kaart te brengen. | ||||||||
BeerveldeBij binnenkomst in de keldergangen van het kasteel in Beervelde maken we meteen kennis met de familie van de graaf. De zoons, de vrouw en heer des huizes staan afgebeeld naast de fietsenrekken. Langzaam volgt | ||||||||
[pagina 714]
| ||||||||
Fragmentopname van de bijdrage van Roger Raveel aan het initiatief ‘Chambres d'Amis’ te Gent in 1986 (Foto Heirman Graphics).
de schildering de keldergangen, terwijl er ingespeeld wordt op deurknoppen, lichtknopjes, trappen. Van de traf af loopt een echte Raveel-figuur, die, vooral in de spiegel er tegenover gezien, zeer levensecht lijkt. Lichtknopjes krijgen een schaduw evenals deurknoppen. De ruimtes worden illusionistisch doorgetrokken, de voorstellingen nemen je mee de hoek om. De schilderingen vinden ongeveer vlak na het midden, na een paar bochten, een hoogtepunt in een interpretatie van ‘De aanbidding van het Lam Gods’, het centrale paneel van het altaarstuk van de gebroeders Van Eyck, dat zich vlakbij Beervelde, in Gent bevindt. Raveel maakte deze interpretatie onder andere om te benadrukken dat hij een modern schilder wil zijn en de manier van kijken van de hedendaagse mens wil uitbeelden. Hij is van mening dat de waarneming van de werkelijkheid door de opgedane kennis in de 19e en vooral 20e eeuw onze kijk op de wereld totaal veranderd heeft en wil die nieuwe waarneming vorm geven. Daarbij meet Raveel zich in zijn versie van ‘Het Lam Gods’ met de Van Eycks en zet hij zichzelf neer als belangrijk schilder. Hij neemt daarmee afstand van de concrete keldermuren en de beperkingen die dat met zich meebrengt en plaatst zich midden in de wereld van de schilderkunst. Bovendien haalt hij de omgeving van het kasteel, Gent is de dichtstbijzijnde stad, binnen in de beslotenheid van het gezin van de graaf. | ||||||||
[pagina 715]
| ||||||||
Veel elementen die we ook steeds in zijn schilderijen terugvinden zoals ovalen, spiegels, vierkanten en heldere kleuren zijn in deze keldergangen terug te vinden. Het werk van Lucassen, Elias en De Keyser voegt zich goed tussen de zeer overheersende voorstellingen van Raveel. Hier heeft Raveel dus voor de eerste keer kunnen laten zien wat hij bedoelde met zijn opvatting dat schilderkunst onderdeel zou moeten uitmaken van de omgeving, van het leven.Ga naar eind(2) | ||||||||
OostendeIn het nieuwe gebouw van Het Loodswezen in Oostende heeft Raveel een omgeving gerealiseerd die zich in enkele belangrijke opzichten onderscheidt van Beervelde. Bij dit projekt was Raveel als enige kunstenaar betrokken. Hij heeft de kleuren en het materiaal van de vloeren gekozen en de kleuren van de wanden en soms zelfs van het glas in de ramen kunnen kiezen. Het geheel is dan ook veelomvattender en completer geworden dan in Beervelde het geval is. Raveel heeft in dit gebouw veel aspecten van Oostende binnengehaald, letterlijk en figuurlijk. Natuurlijk zijn er bij binnenkomst meteen weer de spiegels, dit keer rondom de vierkante pilaren, waardoor de schepen die buitenliggen binnen ‘geloodst’ worden. Het zonlicht wordt binnengehaald door een lichtinval op een bepaald uur van de dag te suggereren. Ook hier vinden we naast alle luchtige grapjes een zeer serieuze ondertoon die uitmondt in een schildering waar Raveel aan een ovalen tafel zit met tegenover zich de schilder Ensor, die tenslotte ook uit Oostende kwam. In de deuropening staat de architekt van het gebouw, Marc Felix. Ook hier dus manifesteert Raveel zich duidelijk als belangrijk schilder en laat hij er geen misverstand over bestaan dat hij zich met kunstenaars als Ensor meet. Veel elementen in het gebouw, zoals de kleur en het materiaal van het beton zijn geïntegreerd in de schildering. De reling van de eerste verdieping wordt tot de reling van het schip waarvan de boeg door Raveel geschilderd is. Er zijn veel verwijzingen naar Beervelde, zoals een mevrouw voor het loket die slechts tot de rand van het loket reikt. In Beervelde zien we een mevrouw wier bovenlijf door een spiegel gecompleteerd wordt. Het belangrijkste verschil in Oostende, naast dat van een totalere opvatting, die nog voller van betekenis is als in Beervelde, is het schilderen zelf. Raveel lijkt in Oostende picturaler en op sommige stukken toch ook abstracter te werken. Je ziet dat hij zich de inhoud van zijn werk zo eigen heeft gemaakt dat hij zich nog meer kan toeleggen op de uitvoering, het schilderen zelf. Er zijn prachtige stukken te vinden die doen denken aan composities van Mondriaan. Natuurlijk leent een meer naar buiten gericht gebouw zich ook meer voor Raveels opvatting. Doordat het kasteel te Beervelde een particulier gebouw is kon de schildering zich ook minder verhouden met de buitenwereld. Als we nu van een ontwikkeling willen spreken in het werk van Raveel | ||||||||
[pagina 716]
| ||||||||
Fragmentopname van de muurschilderingen door Roger Raveel gerealiseerd in het gebouw van Het Loodswezen te Oostende gedurende de periode 1989-1990 (Foto Heirman Graphics).
zouden we dus moeten zeggen dat hij zijn visie heeft verinnerlijkt en dat de betekenissen in zijn werk zich op onnoemlijk veel plaatsen en op een heel natuurlijke manier bevinden. Dat geldt voor zijn schilderijen alswel voor deze muurschilderingen. | ||||||||
[pagina 717]
| ||||||||
In de jaren zestig is er een periode geweest dat hij schilderijen met grote kleurvlakken schilderde die je abstract zou kunnen noemen. Ze waren echter altijd aan de natuur gerelateerd. Raveel is daar toen weer mee gestopt omdat hij het gevoel had dat ze te picturaal bleven. Ik neem aan dat hij bedoelde dat hij de inhoud verloor.Ga naar eind(3) Nu, in zijn laatste schilderijen, komen die werken uit de jaren zestig weer terug, maar in een andere vorm. Wat hij vroeger al witte magie noemde, noemt hij nu weer zo. De werken van nu refereren aan vrouwen die de was ophangen, maar ook aan Egyptische of meer bijbelse voorstellingen. De inhoud staat in deze werken volkomen overeind, maar de manier van schilderen is picturaler dan voorheen. Steeds weer blijkt dat Raveel alles in het werk stelt om zich niet te verliezen in mooi schilderen, maar dat hij erop staat dat de betekenis behouden blijft. Het lukt hem daarbij altijd om die betekenis niet loodzwaar op de voorgrond te plaatsen, maar om die onder de oppervlakte, maar sterk voelbaar, niet zichtbaar, te laten bestaan. Zijn oeuvre overziend komt hij dan ook steeds terug met objecten als ‘Een karretje om de hemel te verplaatsen’, ‘Zwanen van Brugge’ uit 1971, of zoals de laatste keer ‘De zin van het zinloze’ waarbij hij een beschilderde kast op een kar door Brussel duwde op 10 mei 1990, vijftig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog in België. Juist het feit dat hij zichzelf op deze manier manifesteert, naast het dagen achtereen schilderen in zijn atelier, de consequentie van zijn gedrag ten opzichte van zijn visie op de schilderkunst, maken in mijn ogen Raveel tot een groot kunstenaar. | ||||||||
Geraadpleegde literatuur: o.a.
|
|