Ons Erfdeel. Jaargang 34
(1991)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 612]
| |
bekijken, komt op de televisie of haal je uit de videotheek. Sommige toneelstukken wil je al heel lang zien; je hebt het stuk gelezen, de theorie erover verwerkt en nu wil je het dan ook zien en meemaken. Zes personages op zoek naar een schrijver van Luigi Pirandello is zo' n stuk. Zes personages op zoek naar een schrijver is klassiek in zijn vermenging van de fictie van het toneel met de realiteit van alledag. Zes personages zoeken een schrijver om hun geschiedenis op te schrijven, belanden in een theater, en spelen daar hun verhaal voor aan het verzamelde toneelgezelschap in de hoop dat dat gezelschap er iets mee kan. De personages, fictieve wezens, nog niet eens tot leven gekomen door een verhaal, ergeren zich aan de manipulaties van het toneel waarmee de regisseur hun geschiedenis wil dramatiseren. De personages zien hun gelijk bewezen als het meest dramatische moment van hun geschiedenis, de geschiedenis die ze voorspelen voor regisseur en toneelgezelschap, zich materialiseert in de opkomst van een zevende figuur: mevrouw Pace. De realiteit van de personages is zo sterk dat zij dode stof tot leven weet te wekken. Het Ro-theater speelde begin dit voorjaar Pirandello's stuk (regie: Marco Sciaccaluga) in de context van een sterk gemoderniseerde Lulu van Wedekind vol drugs, prostitutie en zelfkant. Dit laatste stuk dat gerepeteerd wordt door de regisseur en zijn troupe zit vol effecten en theatertrucs. Het vormt op die manier een schril contrast met de persoonlijke geschiedenis die de personages tot leven willen wekken en ook tot leven wekken. Maar dan blijkt dat er iets veranderd is sinds de première van Zes personages in 1921, ja zelfs sinds de laatste professionele opvoering in Nederland in 1965. Het stuk is bij vlagen traag en te verbaal. De principes van schijn en werkelijkheid op het toneel worden bijna woord voor woord uitgelegd; de personages voorzien hun poging om hun realiteit te reconstrueren van zoveel commentaar dat er voor de toeschouwer weinig ruimte overblijft voor eigen gedachten. In 1921 was zoveel toelichting klaarblijkelijk nog nodig, in 1965 hinderde het nog niet, maar een kijker anno 1991 is zozeer geëvolueerd dat hij of zij wel over voldoende theoretische bagage beschikt om ideeën over de ‘echtheid’ van karakters en de fictie van een verhaal geholpen door slechts minimale aanwijzingen te begrijpen. Natuurlijk waren er nog steeds ogenblikken van grote dramatische kracht: de zelfmoord van het jongetje en de aanleiding daartoe, het verdrinken van zijn zusje, hebben in de loop der jaren niet aan sterkte ingeboet. De opkomst van mevrouw Pace daarentegen, de zevende persoon, bleek een vuurpijl die niet van de grond wilde komen. Zes personages schommelde en de acteursprestaties schommelden mee. Lou Landré als de vader was alleszins acceptabel al kan hij me in zijn laatste rollen nog steeds Feuerbach niet doen vergeten. De stiefdochter van Tineke Schrier echter was overdramatisch, te emotioneel en te weinig beheerst: Zes personages als soap opera in plaats van beeld van vervagende grenzen tussen schijn en werkelijkheid. Joop Keesmaat speelde de regisseur: hij deed dat met gevoel voor autoriteit en compassie tegelijkertijd. Zes personages op zoek naar een schrijver van het Ro-theater overtuigde niet. De vraag die zich na afloop het meeste opdrong, was: hoe zou het nou met Lulu zijn afgelopen? Dat kan nooit de bedoeling zijn geweest. Jim van der Woude is bekend van het oude Hauser Orkater en de films Abel en De Wisselwachter. Dit keer bewonderden we hem bij toneelgroep Carver. Carver speelde Café Lehmitz, een voorstelling gebaseerd op foto's die een Zweedse fotograaf eind jaren zestig maakte van de zelfkant in een café aan het eind van de Reeperbahn. | |
[pagina 613]
| |
Café Lehmitz speelt zich geheel af in één ruimte, de gelagkamer van een kroeg. Vier figuren voeren daar een tamelijk abstract ritueel uit van aantrekking en afstoting, van imponeren en overheersen, van het vragen van aandacht en een beetje genegenheid. Er wordt weinig gesproken in Café Lehmitz, en als er al gesproken wordt is het grotendeels ongearticuleerd of erg onsamenhangend. Ook de gedragingen van de vier personages lijken weinig coherent of doelgericht. Iemand maakt zich op, iemand gaat naar de w.c., er wordt gedronken, er wordt gegeten, en één van de twee vrouwen produceert spontaan poëzie. In feite is Lehmitz een aaneenschakeling van allerlei kleine nummertjes. Er is de act van de morsige man die op keurige wijze een koekje probeert te eten maar verzeild raakt in een gevecht met de kruimels. Van de Woude legt aan de hand van een garendraad uit dat je nooit in paniek moet raken, en schiet in een huilbui over het verlies van een knoop. De morsige man zakt heel traag op een stoel in slaap. Leny Breederveld toont haar kampioensdansje, een bewegingspatroon dat in zijn eenvoud concurreert met de dans van Becketts Lucky. Beppie Melissen presenteert zichzelf als kroegpoëet. Van der Woude probeert kwiek over de toog te springen maar blijft halverwege op die toog steken. De hoogstandjes op zich waren het aankijken meer dan waard. Ze waren koddig, clownesk, knap en absurd. Maar het bleven geïisoleerde eilandjes in de onmetelijke zee van een kroegbestaan waar geen eind en ook geen eenheid in lijkt te komen. Natuurlijk waren er als verbindend element de tempoversnellingen en dan weer de vertragingen om de impressie van (de oorspronkelijke) foto's op te roepen. Er was de desolate sfeer, de grauwheid en het gebrek aan warmte. De vier types die door René van 't Hof, Leny Breederveld, Beppie Melissen en Jim van der Woude werden neergezet, waren goed gekarakteriseerd met veel gevoel voor detail, motoriek en verbale onmacht. Carver kon echter in Café Lehmitz de foto's die aan de voorstelling ten grondslag lagen, niet tot een eenheid smeden. Het bleven losse beelden van teloorgaande mensen. Knap gedaan, maar niet volledig geslaagd. Paul van der Plank |
|