Leed in Leiden
In 1976, vlak na het verschijnen van zijn debuut Dood weermiddel en andere verhalen, werd F.B. Hotz door Jan Brokken geïinterviewd. Hotz liet toen los dat hij ooit een complete roman geschreven had in de geest van Van Oudshoorn. De roman was echter niet rijp voor publikatie, volgens Hotz. Zijn werkwijze kennende, zou er nog lang geschaafd en gesleuteld moeten worden.
Inmiddels is het vijftien jaar later en Hotz' naam als auteur van een aantal verhalenbundels en de novelle De voetnoot is gevestigd. De tijd was blijkbaar rijp voor zijn eerste roman De vertekening.
Veel in De vertekening doet aan eerder werk van Hotz denken. Zo staat in het titelverhaal van Dood weermiddel al huwelijksleed centraal. Vaak gaat het in zijn werk om de eeuwige strijd der seksen, al of niet uitmondend in echtscheiding. In Hotz' nieuwe roman is de lezer getuige van het stranden van een huwelijk. Hotz geeft geen jaartallen, maar suggereert een voorbije periode. Hij noemt bijvoorbeeld karakteristieke voorwerpen uit die tijd, hij laat zijn personages met een dubbeltje vanuit een telefooncel bellen en hij vermeldt dat het regiment Van Heutz net heropgericht is. Plaats van handeling is Leiden, maar ‘het had overal kunnen zijn’.
De hoofdpersoon Lucas, die kunstschilder is, komt er na vijf jaar huwelijk achter dat zijn vrouw Vera hem bedriegt met zijn beste vriend. Eerst vraagt Lucas zich af of zijn verdenking waar is, vervolgens wat hij kan doen om aan die ontrouw een eind te maken. Lucas onderneemt weinig en wat hij doet, stemt niet tot vreugde. De tijd brengt hij voornamelijk door met wachten, gadeslaan, tobben en vooral lijden. Alleen zijn obsessionele belangstelling voor de Eerste Wereldoorlog maakt de situatie draaglijk voor hem. Niet alleen leest hij voortdurend over die tijd en bezoekt hij gedenkplaatsen, ook relativeert hij zijn leed door aan de ellende van de toenmalige soldaten te denken: ‘Vergeleken bij dit alles was zijn wereld lachwekkend, stelde hij vast. En onbeduidend’. Al zijn handelingen benoemt hij in termen van het krijgsbedrijf. ‘Lucas vertrok voor zijn Aanval. Het uur was daar. Alles was besproken en beslist op zijn interne krijgsraad. De verrassing zou totaal zijn,’ denkt hij als hij op pad gaat om met zijn rivaal in de liefde, die hij ‘de Vijand’ noemt, strijd te leveren. Dat is Lucas' vertekening van de werkelijkheid.
Hotz laat een verteller het verhaal van Lucas uit de doeken doen. Die verteller componeerde zijn verhaal op basis van wat Lucas hem vertelde; Lucas' dagboek waar die eerst nog een paar bladzijden uitgescheurd had, mocht hij ook gebruiken. De manier waarop het dagboek onderdeel uitmaakt van de roman doet overigens denken aan Krapp's last tape van Beckett waarin de bandre-corder een soortgelijke functie heeft. Als de verteller Lucas jaren later het manuscript laat lezen, zegt deze: ‘Nou ja, zó was het niet (...) Zo zie je me. Je hebt het allemaal wel erg veranderd’. Weer een vertekening van de werkelijkheid dus.
Het woord ‘vertekening’ valt één keer in de roman. Als Vera de dag na hun eerste ontmoeting Lucas' atelier bezoekt, is ze geïimponeerd door zijn kleurgebruik en ‘zijn vertekening van de werkelijkheid’. Als dat geen poëticale opmerking is!
Het gaat in De vertekening allereerst om de poëtica van de schilder die de werkelijkheid beter vertekent dan dat hij haar realistisch weergeeft. De proto-schilder Lucas - zo heet de beschermheilige van het schildersgilde immers - koestert daarom ook zo'n grote liefde voor het expressionisme. In dit poëticale licht worden Lucas' opmerkingen over Maurits Escher opeens signifi-