is dat de wereld regeert. Vuyck rijdt in een Toyota (een niet verwaarloosbaar detail) en hij wordt in de epiloog door Krol als een geest opgeroepen om getuige te zijn van de verzanding van Grootzijls haven en van de overwoekering van de industrieterreinen door algen en gras. Grootzijl - ergens in de helft van de volgende eeuw - kan dan vergeleken worden met Jericho na de bazuinstoten. Datzelfde Grootzijl ligt dan in werkelijkheid in Japan. Sponsor: Mitsubishi. Tegen de koude wolken van Tokio, compleet met middeleeuwse poort en al. (p. 131).
Een sleutelfiguur bij het ontwerpen van een nieuw Grootzijl is Victor Mosselaar, een Rotterdammer met een stevige reputatie in Amerika als planoloog. Zijn visie op bouwen is de eenvoud zelve ‘Bouwen is ruimte maken. Wie niet afbreken kan, wie niet vernietigen kan, moet geen stad willen bouwen. Ons vak is vernietigen’ (p. 59). Krol schiet met scherp op Nederlands stadsvernieuwers Van projectontwikkelaar Mosselaar wordt aan het einde gezegd, dat hij nog in Californië werkt - baaien aanleggen en weer dichtgooien - en dat hij zelfmoord pleegt (p. 107). Ten onder gaat ook Harke Visser, peiler tweede klas van Grootzijl, die via peilstokken in de havengeul aangeeft, hoe men varen moet en hoe het water stromen moet. Zo'n tegen de causaliteit in gaande toevoeging is typisch voor Krols wijze van lateraal denken.
Harke lijkt wel een Friese Charon. Aan het einde van het verhaal zal hij tijdens een etappe van de wereldreis die hij maakt overboord stappen, gevolgd door zijn lieve vrouw die hem zat als een ouwe trui. Harke en zijn vrouw, of het verhaal van Orpheus en Eurydice maar dan averechts.
En verder is er nog de love story, die voor de titel van de roman gezorgd heeft. Willeke Goudeket is getrouwd met Frank Hagemeijer, die het van wethouder ruimtelijke ordening tot burgemeester van Grootzijl brengt. Willeke is nymfomane en Frank een sullig type.
Gerrit Krol (o1934).
Zij legt het met iedereen in de stad aan, maar vooral met Stefan, een eeuwige student farmacie en de nietsnut van het verhaal. Tot ze plots zwanger wordt, van Frank nog wel, een dochter krijgt en later nog twee kinderen. Tevreden nestelt mevrouw Hagemeijer - Goudeket zich in haar oerburgerlijk bestaan. Met Stefan loopt het slechter af.
De lezers van Krol zijn er onderhand mee vertrouwd, dat deze auteur zijn romans opbouwt uit losse tekstfragmenten, die in lengte kunnen variëren van één zin tot een tweetal pagina's, waardoor zeer vele perspectiefwisselingen plaatsvinden. Schrijven betekent voor Krol ook het algemene op bijzondere wijze weergeven, b.v. door woorden in een ongewone context te plaatsen, wat tot Duchamp-achtige vervreemdingseffecten leidt, zoals in volgend fragment: ‘Een deur in de woestijn. Enkel die deur, rechtop in het zand gezet. Een mooi zuiver voorbeeld van een feit. Het ene is meer een feit dan het andere’ (p. 10).
De Hagemeijertjes bevat alle elementen van een voor Krol typische roman: personages en feiten zijn gesitueerd in tijd en ruimte, maar die liggen eigenlijk zelf niet echt vast. De lezer moet de verbanden leggen, een beetje zoals kinderen in kleurboeken door het verbinden van over de bladzijde verspreide cijfers een tekening reconstrueren. Alleen laat Krol nogal wat cijfers bewust achterwege, want: ‘Het meeste van wat er in de wereld gebeurt, gebeurt ongezien en ongeweten. Zo zullen we er nooit achter komen wat de structuur is van ons bestaan’ (p. 114)
Krol formuleert flitsend, erg suggestief, vaak ironisch. Voornamelijk als hij definities geeft, van het modelgezin b.v. of van de vooruitgang, of wanneer hij verrassende gedachten noteert zoals deze ‘Smalle zandwegen met evenwijdige sporen, zodat je opeens begrijpt hoe de trein kon worden uitgevonden’ (p. 47).
De Hagemeijertjes bewegen zich tussen Delfzijl en Grootzijl, feit en fictie, realiteit van vandaag en toekomstvisioen. Alleen Krol kan ze zo laten lopen langs lijnen van discontinuïteit.
Joris Gerits
gerrit krol, De Hagemeijertjes, Querido, Amsterdam, 1990, 132 p.