‘La Revue nouvelle’ en de cultuur in Vlaanderen
Het in Brussel uitgegeven tijdschrift La Revue nouvelle wijdde in maart 1991 een themanummer aan ‘La culture en Flandre aujourd'hui’. Op Septentrion, revue de culture néerlandaise na gebeurt het maar zelden dat een Franstalige periodiek aandacht schenkt aan Vlaanderen. De belangstelling aan deze kant van de taalgrens voor Wallonië blijft trouwens ook opvallend gering. Terecht wijst de redactie van La Revue nouvelle er echter op, dat de taalbarrière enkel als een ‘faux obstacle’ kan worden gezien. Het tijdschrift heeft geprobeerd deze schijnbare hindernis te overwinnen; alvast een heel verdienstelijk initiatief.
Grosso modo kunnen de diverse artikelen in twee grote groepen worden ingedeeld: aan de ene kant de bijdragen over een specifieke culturele discipline (literatuur, danstheater, film, beeldende kunsten), aan de andere kant enkele soms kritische interviews met vooraanstaande personen uit de Vlaamse culturele en academische wereld. Zo is er het vraaggesprek met Jozef Deleu die het belang beklemtoont van de culturele autonomie sinds 1971. Deleu wijst op de grote inspanningen bij de uitbouw van een volwaardige infrastructuur, het tot stand komen van een degelijk bibliotheeknet en het scheppen van ontplooiingsmogelijkheden voor jonge, beloftevolle kunstenaars. Positief zijn ook de ontzuiling van de culturele wereld en het ontstaan van internationale kunstcentra zoals de Singel in Antwerpen.
Deze constateringen mogen niet de vele problemen doen vergeten. In de eerste plaats dient een einde te worden gemaakt aan het voortdurende gebrek aan financiële middelen. Deleu herhaalt derhalve zijn vraag naar een verdubbeling van de cultuurbegroting van de Vlaamse gemeenschap. Betreurenswaardig is tevens de invloed van de commerciële zender VTM, die ook ter sprake komt in een interview met Hans Verstraeten, hoogleraar in de communicatiewetenschappen aan de VUB. Verstraeten behandelt eveneens de geschreven pers, waarbij hij vooral wijst op de toenemende invloed van financiële en industriële groepen. Denise van Dam van haar kant analyseert de achtergronden bij een bekende, op het eerste gezicht tegenstrijdige houding: het hardnekkig vasthouden aan de eigen, Vlaamse identiteit en het groeiende ‘internationalisme’, het voortdurend openstaan voor andere culturen. Jammer is wel dat Denise van Dam over het ‘Vlaams’ spreekt als de taal van de Vlamingen en niet het Nederlands, een hardnekkige misvatting die men vaak in Franstalige media hoort of leest.
In de teksten over een specifieke sector van de cultuur kunnen we onder meer het artikel van Marc Ruyters vermelden over de beeldende kunsten. De auteur beperkt zich niet tot het opsommen van enkele namen, maar bespreekt ook de stimulerende rol van ondernemende persoonlijkheden, enkele positieve initiatieven van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de oprichting van