blad ongenadig werd afgekraakt. Hij pleitte ervoor, dat enkele honderden Vlaamse woorden in het Nederlands de status van cultuurtaal zouden krijgen.
De tweede dag werd vooral de Vlaamse literatuur onder de loep genomen. W. Hottentot, docent Nederlands in Berlijn, sprak over ‘Nieuwste Vlaamse literatuur, gezien door de ogen van een Nederlander’. Zijn uiteindelijk oordeel was nogal negatief, hoewel hij over de jongste generatie een gunstiger oordeel velt. Wel moet er op gewezen worden, dat hij de poëzie volledig buiten beschouwing liet. H. Bousset, tenslotte, sprak over ‘Het postmodernisme van de prozaliteratuur na 1970’. Omdat zijn voorganger de Vlaamse literatuur had behandeld, sprak Bousset vooral over de Nederlandse literatuur.
Gaat het goed met de Neerlandistiek in de Duitstalige landen? Ja en nee. Ja, want er zijn op dit ogenblik meer studenten Nederlands in Duitsland, dan studenten Duits in Nederland. Er komt in Keulen een professor bij, in Wenen wordt er opnieuw gestart met het onderwijs Nederlands op universitair niveau. Zowel in Münster als in Keulen volgen meer dan vierhonderd studenten de lessen Nederlands. Maar ook aan de kleinere leerstoelen wordt hard en met succes gewerkt. Daarnaast wordt er door heel wat docenten zeer degelijk wetenschappelijk werk geleverd. Zo verschijnt er b.v. een studie van J. Stegeman uit Zürich over de receptie van Nederlandse literatuur in Duitse vertaling en is H. van Uffelen bezig aan een grote studie over de vertaling van Nederlandstalig werk in het Duits van 1830 tot 1990. Er worden ook zeer veel artikelen gepubliceerd en het is opvallend, dat heel wat docenten goede contacten hebben met Duitse uitgevers. Maar toch is er ook reden tot pessimisme. Nu voor het eerst een docentenbijeenkomst wordt gehouden in het verenigd Duitsland, moet men vaststellen dat de toekomst van de leerstoel Nederlands in Leipzig zeer bedreigd is. Zowel Prof. G. Worgt die tientallen jaren Nederlands heeft gedoceerd in Leipzig, als Mevrouw H. Hipp, die beiden op deze docentenbijeenkomst aanwezig waren, konden absoluut geen enkele zekerheid geven over het voortbestaan van deze belangrijke afdeling. Ook de toekomst van de afdeling in Frankfurt is onzeker.
Deze docentenbijeenkomst was ook de laatste voor A. de Buck, die gedurende achtentwintig jaar Culturele Raad van de Belgische ambassade in Bonn was en directeur van het Belgisch Huis in Keulen. De toekomst van het Belgisch Huis is zeer onzeker. Waarschijnlijk wordt het gewoon gesloten en verkocht. Dit zou, diplomatiek uitgedrukt, een vergissing zijn. Dit huis ligt zeer centraal in Keulen en heeft een goede reputatie opgebouwd. Met het oog op de ontwikkelingen in Duitsland zou het erg zijn als we deze troef uit handen zouden geven.
Dirk van Assche