Verdwenen wereld
Albert Helman blijft een onvoorstelbaar produktief schrijver. Ongeveer tachtig boeken staan er op zijn naam. Deze worden overwegend gedragen door een haatliefde relatie met zijn land, Suriname. Telkens opnieuw verliet hij teleurgesteld de wilde kust; telkens opnieuw keerde hij er terug. Zijn authenticiteit als ‘Surinaams schrijver’ kwam daardoor in zijn eigen land op de tocht te staan. Aan het slot van zijn nieuwe boek, met de veelzeggende titel ‘Verdwenen wereld’ klinkt het daarom teleurgesteld: ‘Ongeëerd in eigen land, zoals uw Bijbel vertelt aan wie het nog niet uit eigen waarneming had vastgesteld.’ Wat rest is nostalgie of ‘had ik het niet gezegd!’...
Hij besluit deze bundel verhalen en schetsen uit Suriname met de letterlijke tekst van zijn rede bij zijn tweede afscheid op 8 december 1946 in een volgepakt Bellevue in Paramaribo. Daarin verdedigde hij het recht van Suriname op een vaderland met zelfbeschikking tegenover de koloniale overheerser. Drie jaar later zal hij er terugkeren als minister van onderwijs. Ondanks zijn verdienstelijke initiatieven wordt ook dat een teleurstelling. Als later Suriname onafhankelijk wordt en de militairen de macht grijpen bedankt hij voor het beroep dat op hem gedaan wordt. Hij geselt in de laatste bijdrage van genoemd boek hun ‘on-surinaamse wreedheid en volstrekte waanzin’. Toch blijft hij, in ‘Utopiërsdroom’, geloven in een land waar straks geen Chinezen, Hindostanen, Javanen en Indianen meer wonen, maar Surinamers. Helman: een idealistisch dromer met blauwe plekken.
Bepaalt deze achtergrond de teneur van ‘Verdwenen wereld’, een ander belangrijk aspect is zijn rootsgevoel met de indianen. Die proef je in talrijke boeken uit zijn oeuvre. Zijn ‘Hoofden van Oyapok’ vind ik nog steeds één van zijn treffendste scheppingen in dit verband. ‘Autochtonen’ titelt hij zijn indianenverhalen, die ondergebracht zijn in de eerste - van de vier afdelingen van de bundel. In een ‘tot besluit’ citeert hij de dichter Shrinivâsi - ‘Ik zou jullie willen binden / tot één volk / zonder dat dit een sprookje blijft / want in woord zijn wij Surinamer / maar in daad nog steeds neger / hindoestani, javaan of chinees’ - en verwijt hem ‘de eerstaangewezene, de Indiaan’ te vergeten.
Helman geeft zijn verhalen over indianen wat essay-achtige trekjes mee. Hij blijft een schoolmeester; bijna ieder verhaal heeft zijn moraal. Soms verstoort hij daarmee zijn kracht als verteller. Met gehoorde verhalen en eigen belevenissen
Albert Helman(o1903).
neemt hij je mee naar de introverte Indiaanse contacten met natuur en medemens; met hun overlevingsdrift. De rol van de vrouw, haar manier van zijn binnen de Indiaanse cultuur, heeft zijn bijzondere aandacht. Ook hij vertelt één van de versies van het Indiaanse verhaal over de oermoeder en het gat in de aarde.
‘We zijn allemaal kinderen van vrouwen, al bestonden van oudsher mannenbonden, legerscharen en groot-seminaries om ons dit voor een poos te laten vergeten’; is een typische Helman-opmerking, waarmee het boek opent. In ‘Het omgekeerde verleden’ (ook eerste verhaal in het vorig jaar door Michiel van Kempen samengestelde bundel ‘Verhalen van Surinaamse schrijvers’) wordt het ‘slavinnenbestaan’ van de Indiaanse vrouw met een mannenlegende gerechtvaardigd. Helman commentarieert: ‘In Noord-Amerika werken de mannen zich een angina pectoris, alleen om hun vrouwen een lekker luxeleventje te bezorgen en daar kraait ook geen haan naar. Ik zal er noch ginds noch hier enige verandering in kunnen brengen’.
In de tweede sectie, ‘Wegbereiders’, zet de auteur zijn hoed af voor mannen die de strijd aanbinden met de overdadige natuur van het land: vissers die zwoegen langs en op het water, houthakkers in het oerwoud, bouwers van vliegveldjes in ontoegankelijke gebieden en technici die stroommasten plaatsen als concurrenten