De donkere stilte brokkelde uiteen als turf,
En eerst na lang vormde de nacht
Vreemd, dat geen van ons aan het gedreun
En de dobbers, drijvend op het maanlicht,
Verder roerloos bleven de hele nacht.
Het zijn zinnen die de lezer meteen terugvoeren naar de Biesbosch-gedichten aan het eind van Gedichten 1954-1983. Ook nu wordt in eerste instantie de volstrekte harmonie in de natuur opgeroepen, in enkele sobere maar welgekozen beelden. Daarbij gaat het bij uitstek om een dynamische beschrijving, die gekenmerkt wordt door een voortdurende beweging en door onderhuidse sporen van aanwezigheid: het deinen van de boot, de paling en de regen... Binnen die vanzelfsprekende orde is ook de aanwezigheid van de vissers geïntegreerd. Op het eerste gezicht passen ook de vliegtuigen binnen het globale patroon. Toch vormen zij een storende dissonant: door de mens vervaardigde machines, met opdringerig lawaai, vooral symbool van (het trauma van) de oorlog. Na hun overvliegen is niets veranderd, maar niets is nog hetzelfde; de lakonieke toevoeging ‘Vreemd’ is in deze context onthullend genoeg.
Die minieme maar onherleidbare vervreemding vormt de grondtoon van vrijwel alle gedichten uit Ik ben hier vreemd. Telkens observeert de dichter die unheimliche wereld, met een scherpe blik die niets ontziet. Daarbij neemt hij duidelijk stelling, ook al laat hij zich nergens verleiden tot een gemakkelijke moralisering. Aan de ene kant treffen wij in de bundel een aantal ‘natuurgedichten’ aan, die in het verlengde liggen van het net geciteerde vers. Ze beschrijven het onopvallende geweld van de kat, het spel van dieren, de jacht, de lente... Toch is het Cami niet te doen om de descriptieve evocatie als zodanig. Als afstandelijke verteller selecteert en vertelt hij duidelijk vanuit een strategisch gekozen perspectief, met een uitgesproken symbolische bedoeling; wat uiteindelijk voorop staat zijn de fundamentele krachten van aantrekking en afstoting, waarheid en schijn, die in de wereld werkzaam zijn. Dezelfde tendens tot symbolisering spreekt ook uit de meer autobiografisch getinte gedichten. Ook daar vormen persoonlijke ervaringen en herinneringen - aan de beide ouders, aan het verleden, aan bekenden en familieleden (met o.m. een indringend vers over het troebele wedervaren van een Oostfrontstrijder) - in wezen aanknopingspunten voor een bredere visie. Cami wordt het meest geboeid door fundamentele vragen, die voortkomen uit een existentieel gevoel van wrevel en onvrede.
Het gelukkige resultaat zijn ideeën die hun persuasieve kracht juist ontlenen aan de vormbeheersing, het meesterlijke gebruik van stijlmiddelen als het detail, het understatement, de ironie, het beeld en het aforisme. Wat Cami te zeggen heeft kan, wat mij betreft, dan ook niet vaak genoeg op die manier gezegd worden. Zijn poëzie moet in feite gelezen worden in plaats van ze in abstracte beschouwingen te vatten. Of gewoon maar geciteerd:
Mildheid haalt de ouderdom in,
Krenkt geen blad, geen bloem.
Tekenblad: ze bestaat uit niets,
Uit verloren dingen, vriendschap
Van een circusleeuw bij voorbeeld,
Mildheid is een landschap waarin
Zonder wroeging herleven.
Dirk de Geest (N.F.W.O.)
ben cami, Ik ben hier vreemd, Kritak / Meulenhoff, Leuven / Amsterdam.