geïrriteerd raken. Brakman maakt van de avonturen van Edward, die terugkeert in het Den Haag van zijn jeugd, beurtelings een detective, een jongensboek, een autobiografie, een achttiende-eeuwse schelmenroman en misschien zie ik nog wel wat mogelijkheden over het hoofd. Gemeten naar reële maatstaven is Van de in hoger kringen verliefde een krankzinnig boek. Een schilderstafereel dat tot leven komt, een koningin te paard die aangegaapt en aangestaard kan worden, een Haagse coterie die samenspant tegen de bezoeker van verre zonder dat echt duidelijk wordt waarom - het blijft allemaal te gek voor woorden. Die woorden vindt Willem Brakman nu echter wél, hij maakt geen doorslag van de waarneembare werkelijkheid voor zijn lezers, nee, hij geeft Den Haag, de residentie zoals we die stad allemaal kennen, een werkelijk mythische allure, hij maakt die stad tot een decor waartegen alles kan en ook aannemelijk wordt.
Edward, de dichter, die de hoofdpersoon is van deze roman, gaat op bezoek bij zijn vermogende vriend Grote Klaas en zijn vrouw Kee, op wie de dichter altijd al een oogje heeft gehad. Hij wandelt en kijkt in de omgeving van hun landgoed de Hanenborg en komt in die dreven ook op een goed moment ‘de Koningin’ tegen, wat goed is voor een schitterende scène in het boek: ‘Onhoudbaar majesteitelijk stond zij daar, nog wel met de rug, breed en stevig als een ton, naar mij toegekeerd, maar daarna was het zich naar mij toewenden als de zuivere genade zelf. Machtig was de trom van haar buik, naar onder toe verglijdend naar zachtroze en eindigend in een waarlijk vorstelijke pluim die zachtkens wuifde in de zomerwind, in de duinen, aan de zee...’. Het is duidelijk: zij is de inspiratiebron pursang voor de dichter, zoals er ook andere omstandigheden zijn die zijn verbeelding aanspreken en activeren. Alle hogere kringen van ambtenaren en acteurs, van hofdignitarissen en verwaande kwasten waarin Edward verzeild raakt, zorgen voor
W. Brakman (o1922).
een creatieve impuls, activeren zijn inventieve brein. Want Edward is, zo houdt Brakman ons overduidelijk voor, maar een produkt van de grote regisseur die de schrijver van dit boek is en die met een satanisch plezier aan de touwtjes trekt’. (...) maar het is zoals er staat geschreven: ‘Gelukkig hij die zichzelf als dichter vooraan kan sturen en door diens streken laten amuseren’.
Er staan vele bewonderenswaardige passages en beschrijvingen in deze roman die op een wel heel speciale manier door en door Haags is. Brakman weet de decorstukken en de acteurs beeldend en geestig tot leven te wekken, maar als je goed leest blijkt er meer aan de hand te zijn dan dat er een vermakelijke stoet aan voorvallen en divertissement passeert. Brakman is, naar ik meen, bezig aan een soort ‘tegenbeweging’ binnen zijn eigen oeuvre. Zijn boeken uit z'n beginperiode, onmiskenbaar Haags en postexistentialistisch; somber, dreigend, krijgen opnieuw hun plaats in de boeken die Brakman nu schrijft. Boeken als De graaf van Den Haag, Jongensboek, Pop op de bank. Soms zijn het romans, soms autobiografieën, maar dat onderscheid is, dunkt me, betrekkelijk arbitrair. Het gaat erom dat Brakman de hem wel zeer bekende wereld uit zijn jeugd herschept. Idealen en verlangens komen tot leven in romangestalten. Fixaties worden werkelijkheid, jongensdromen worden zonder barrières van ruimte en tijd bewaarheid. Wat er ontstaat is niet zozeer Den Haag, maar dé Brakmanniaanse stad, zijn Macondo, zijn Parijs. Wat Brakman nu boek na boek aan het doen is, het tot mythische proporties uitvergroten van zijn beleefde en gewaande verleden, is uniek voor onze literatuur. Ook deze roman is weer op een stevige manier verfijnd, geraffineerd en doeltreffend. Brakmans psychologische inzicht en kijk is verbluffend en het laat ook nu weer zien wat er in literatuur mogelijk is, ‘het kweekt taal en schenkt werkelijkheid. En dat is raadselachtig voor wie het wil zien’. Woorden van Brakman zelf, maar wie zou ze als lezer van zijn werk niet beamen?
Daan Cartens
willem baakman, Van de in hoger kringen verliefde, Querido, Amsterdam, 1990, 145 p.