heeft geconcipieerd, is mij niet bekend, maar het is inderdaad een boek geworden, dat in zekere zin vrolijk kan worden genoemd. Het zou aan de andere kant Lampo niet zijn, indien er ook geen ernstige zaken in voorkwamen, of indien het magischrealisme er niet in sterke mate in aanwezig zou zijn. Maar het is ditmaal allemaal erg lichtvoetig en daarom een aardige verademing.
De aanleiding tot de hele geschiedenis is een mooie vondst: wanneer journalist Hans Aandenboom in het kader van een reportage over verkeersslachtoffers en in een humanitaire opwelling, zijn steentje wil bijdragen aan een inzamelingsactie voor bloed, ontdekken de heren van de wetenschap, dat hij een volkomen onbekende en dus in de ware zin van het woord unieke bloedgroep heeft. Hoewel hij er niet helemaal gerust op is, zou hij het hele zaakje liever laten rusten of als een wetenschappelijke vergissing afdoen, ware het niet dat zijn goede vriend, de mathematicus en filosoof Bram Edelwasser, er zich in vastbijt omdat hij, zoals van een geboren onderzoeker wordt verwacht, geprikkeld wordt door het volstrekt ongewone en zelfs geheimzinnige van de situatie. Edelwasser slaagt er dan ook in verbanden aan het licht te brengen waar zijn vriend nooit aan zou hebben gedacht. Zodoende komt hij diens afstamming op het spoor. Het blijkt, dat Hans' voorvader een vondeling was die echter niet als baby gevonden werd (wat toch gebruikelijk was), maar als volwassene, in een merkwaardig, carnavalesk pak gehuld, in een verlaten Antwerps steegje. Dat is het begin van een fantastische zoektocht die de vrienden en hun geliefden (want alras daagt ook het vrouwelijk schoon op) op touw zetten en waarbij zij (en met hen de lezer) van de ene verrassing in de andere vallen.
Lampo heeft dit verhaal alweer met veel zwier en vakmanschap geschreven, al is De verdwaalde carnavalsvierder zeker niet zijn grootste werk. Met name de dagboekbladzijden van de geestelijke die zich het lot van de mysterieuze vondeling heeft aangetrokken en die zijn bevindingen aan het papier heeft toevertrouwd, stellen een beetje teleur: zij onderscheiden zich stilistisch niet van de omringende tekst en zo wordt de kans op een andere ‘golflengte’ verspeeld. Voor de aandachtige lezer is ook het slot voorspelbaar, maar toch blijft de lezer geboeid de wederwaardigheden van de protagonisten volgen. Al met al prettige lectuur voor wie houdt van een uitgesponnen verhaal en daar graag enkele dagen bij verwijlt.
Paul van Aken
hubert lampo, De verdwaalde carnavalsvierder, Meulenhoff, Amsterdam, 1990, 405 p.