Het buitenland en wij
De zeer verscheiden en interessante Nachbarn-reeks van de Nederlandse ambassade in Bonn is weer twee afleveringen rijker. Belangstellenden kunnen de brochures van de reeks eenvoudig op verzoek gratis verkrijgen.
Nummer 34 gaat over de Duits-Nederlandse betrekkingen vanaf de negentiende eeuw tot kort na 1945 en is van de hand van Horst Lademacher, die in 1957 in Münster promoveerde op een proefschrift over Willem van Oranje. Hij publiceerde ook een Geschichte der Niederlande (1983). In een degelijk, wat moeilijk te lezen overzicht belicht hij de opvattingen van lieden die hun stempel op hun eigen tijd hebben gedrukt: Thorbecke, Bakhuizen van den Brink, Groen van Prinsterer, Abraham Kuyper, Van Kleffens... Voor de laatste periode die hij behandelt, komt Lademacher tot de conclusie, dat er een enorm verschil heeft bestaan tussen de felle anti-Duitse gevoelens van de Nederlanders en de reële politiek van hun regeerders: geen staat, behalve de V.S.A., heeft het idee van een snelle wederopbouw van Duitsland meer gesteund dan Nederland.
Nummer 35 is anders dan gewoonlijk. De brochures worden speciaal voor de Nederlandse ambassade geschreven, maar in Der. 10. Mai 1940-50 Jahre danach zijn een aantal teksten gebundeld die tijdens een colloquium in Berlijn te horen of te lezen waren (8 tot 10 mei 1990, Freie Universität Berlin, ‘Niederschlag des Zweiten Weltkrieges und sein Einfluss auf die niederländische Nachkriegsliteratur’, waar ook naar Nederland uitgeweken Duitse schrijvers bij betrokken werden). Er zijn twee historische bijdragen: ‘Die Niederlande und der Massenmord an den Juden’ van Lou de Jong en ‘Der lange Weg der Normalisierung. Niederländisch-deutsche Beziehungen seit 1945’ van Frisco Wielenga. Deze laatste brengt een perfecte aanvulling op de brochure van Horst Lademacher. Minder wetenschappelijk, meer gegeven als persoonlijke getuigenissen zijn de bijdragen van Hans Keilson, ‘Fünfzig Jahre in Holland’ (er zijn ook twee gedichten van hem opgenomen), en ‘Was ist ein typischer Deutscher? Und ist der eigentlich so typisch?’ van Willem L. Brugsma. Onnodig te verklaren dat deze laatste tekst een zonderling mengsel is van ernst en boert, maar zonder enig spoor van kwaadaardigheid. In ‘Lob des Niemandlandes’ klimt Harry Mulisch in zijn stamboom, wat een zeer lezenswaardig stuk oplevert. Daar volgt een overzicht op van Frans de Rover: ‘Fünfzig Jahre nach 1940: Der Zweite Weltkrieg in der niederländischen Literatur’. Vijf fragmenten ronden deze aflevering af: een van Grete Weil, die net als Keilson in de jaren dertig naar Nederland vluchtte maar na de oorlog weer naar Duitsland trok, een van Cees Nooteboom, die erbij was toen de Muur viel, een van Louis Ferron en twee van Armando, die sinds ruim tien jaar in Berlijn woont.
Veel minder goedaardig dan Brugsma in ‘Was ist ein typischer Deutscher?’ zijn Colin White en Laurie Boucke in The Undutchables. Leven in Holland, dat in de vertaling van Justus van Oel verscheen bij Nijgh & Van Ditmar (1990 - ISBN 90-236-8303-X). De oorspronkelijke tekst werd een jaar eerder gepubliceerd onder dezelfde onvertaalbare titel.
‘De observaties in dit boek komen voort uit een verblijf van in totaal 22 jaar in uw kleine moeras, en uit onderzoek achteraf’, verklaren de auteurs in hun voorwoord. Het is onbegonnen werk in dit stekelige boekje correcte