Ons Erfdeel. Jaargang 34
(1991)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 281]
| |
lisme. Zij willen de werkelijkheid niet weergeven of uitbeelden, maar verbeelden. Er wordt wel een verhaal verteld, met herkenbare personages, maar de lezer krijgt geen mogelijkheid om zich echt in te leven, om zich te identificeren met een van hen. Terecht heet een bloemlezing van Revisorauteurs Het hoofd in het hart: emoties leggen eerst de weg via het verstand af en worden door de rede geordend. Afstandelijkheid is daarom een belangrijk, direct zichtbaar kenmerk. In Meijsings jongste roman De beproeving zien we deze literatuuropvatting duidelijk terug. De 43-jarige hoofdpersoon Jona vertrekt met zijn 10-jarig dochtertje Tamar naar een eiland in de Middellandse Zee om zijn liefdesverdriet te vergeten. Twee jaar eerder is hij in de steek gelaten door zijn geliefde en sindsdien blijft zij in zijn hoofd rondspoken. Hij kan haar niet vergeten, sterker: de herinnering aan haar is een obsessie geworden. Dit gegeven zou op zichzelf een bruikbaar, zelfs afgezaagd gegeven zijn voor een realistisch vertelde liefdesgeschiedenis, maar de romanwerkelijkheid is anders. Bladzijde na bladzijde wordt de lezer geconfronteerd met de gedachten van Jona, met zijn filosofieën, met zijn overpeinzingen, met zijn zieleroerselen. Alle emotie wordt beredeneerd, alles wordt verstandelijk overdacht en de afstand tot de lezer blijft daardoor vrij groot. Door de omvang van de overpeinzingen wordt jammergenoeg de vaart uit het verhaal gehaald, dat op zichzelf best wel een interessante opbouw en thematiek vertoont. Centraal staat Jona's poging zijn obsessie de baas te worden. In zijn hoofd heeft zich een beeld gevormd van zijn geliefde dat hem blijft kwellen. Zijn hele bestaan, zijn dagelijkse doen en laten wordt steeds meer verziekt door zijn liefdesverdriet. Door terug te keren naar het eiland denkt hij dit de baas te worden. Hij wil zijn verbeelding confronteren met de werkelijkheid in de hoop weer greep te krijgen op zijn bestaan. De hoofdlijn van het verhaal wordt gevormd door de gebeurtenissen rond Jona en Tamar op het eiland. Door middel van verwijzingen en terugblikken komt de lezer beetje bij beetje de liefdesgeschiedenis tussen Jona en Julie te weten: het raadsel van Jona's obsessie wordt slechts heel geleidelijk onthuld. Deze compositie zorgt voor een constante spanningsboog. Dat heeft het verhaal nodig, want er gebeurt verder, zeker in de eerste helft van de roman, weinig. Jona doet niet veel meer dan wachten, piekeren en het verleden reconstrueren. Hij heeft slechts met enkele personen contact. Hun geschiedenissen hebben allemaal met liefde en beproevingen te maken, maar allemaal op een andere manier: Tamars liefde voor haar hond, die ze niet mee mag nemen naar huis: de liefde van madame Tardovsky voor haar land; de relatie tussen het Oxford-echtpaar en de dramatische liefdesgeschiedenis tussen Petru Roman Voldoze en zijn vrouw. Al deze verhalen fungeren als metaforen en spiegelingen voor de gebeurtenissen tussen Jona en zijn vroegere geliefde. Vanaf het begin gedraagt Jona zich raadselachtig. Dit neemt in de loop van het verhaal alleen maar toe, want hij neemt besluiten die allerminst logisch zijn. Men vraagt zich voortdurend af: waarom doet hij dit? Antwoorden daarop krijgt men pas veel later en in veel gevallen helemaal niet. Zo neemt hij al vroeg in het verhaal de beslissing om voor langere tijd op het eiland te blijven: ‘Omdat het afgelopen moest zijn met hem en zijn verdriet... hij wil niet terug. Niet voordat hij iets begrepen heeft’ (p. 52). Wat dat is, blijft lange tijd onduidelijk, in zekere zin komt er helemaal geen verklaring voor. Even raadselachtig is Jona's besluit om te vertrekken, als hij hoort dat Julie binnen enkele dagen zal aankomen. Het is op dat moment namelijk al duidelijk dat hij juist op Julie zit te wachten. Later neemt hij zich voor Julie dood te schieten, maar even tevoren heeft hij zich gerealiseerd dat zijn obsessie voorbij is. Wat heeft het dan nog voor zin haar te doden? Er zijn talloze voorbeelden van zulke raadselachtigheden te geven: iets gebeurt, maar de vraag blijft waarom. De thematiek van dit verhaal kun je op verschillende niveaus bezien. In de eerste plaats gaat het hier om de geschiedenis van een obsessionele verbeelding. In het begin van het verhaal is Jona in de ban van zijn liefde voor Julie, aan het eind heeft hij zich van haar losgemaakt. Het eind van zijn verbondenheid met Julie wordt gesymboliseerd door het betalen van een maaltijd met haar horloge. De belangrijkste vraag, hoe slaagt hij erin zijn obsessie kwijt te raken, is echter zwak uitgewerkt. De verklaring ligt in Jona' s constatering ‘Nu hij haar terugzag wist hij dat het voorbij was’ (p. 205), maar waarom dit zo is, blijft vaag. In de loop van het verhaal worden allerlei vermoedens gewekt over het ontstaan van de obsessie, er wordt heel wat gesuggereerd over wat zich destijds allemaal afgespeeld heeft, maar uiteindelijk word je als lezer niet veel wijzer. Op wat dieper liggend thematisch niveau spelen de grote vraagstukken van leven en literatuur. We zien bij voorbeeld dat de gebeurtenissen in het verhaal nogal verrassend verlopen; waar men een logisch-causaal verband verwacht, ontbreekt dit. De waaromvraag, die de lezer zich vaak zal stellen, levert bijna nooit iets op. Mogelijkerwijs is dit een thematisch-metaforische verwijzing naar het verschil tussen literatuur en werkelijkheid, tussen verbeelding en afbeelding. Een aanwijzing hiervoor komen we tegen in een gesprek tussen Jona en Roman Voldoze: ‘Een van de mannen voor wie ik grote bewondering heb is de filosoof Ayer, die in een interview met een onhandige journalist, die telkens een waarom-vraag stelde, een tegen-vraag opwierp: ‘Why should there be a Why?’ (p. 188). Daarnaast gaat het om de zin van het bestaan. Aan het eind is | |
[pagina 282]
| |
Doeschka Meijsing (o1947).
Jona zo ver dat hij zich met niets meer verbonden voelt ‘als een zandkorrel in de Sahel’ (p. 263). Dit beeld van de zandkorrel is daarvoor al enkele keren gebruikt, soms in samenhang met ‘woestijn’. Jona wil ook naar het zuiden trekken, naar Afrika, naar de woestijn, zonder doel, in totale vrijheid, op zoek naar niets. Op dit diepere thematisch niveau ligt er een duidelijk verband met het eerdere werk van Meijsing. In haar boeken is steeds duidelijker geworden dat ze overtuigd raakte van de onmogelijkheid om zin te geven aan het bestaan. Ook komt de waarom-kwestie al aan de orde in haar roman Utopia, waar het personage Doesjka kwaad wordt omdat Thomas iets nooit ‘zomaar’ gebeurd wil laten zijn. Net zoals in haar eerdere werk gebruikt Meijsing in De beproeving allerlei ingenieuze literaire middelen om haar thematiek duidelijk te maken: ze vertelt verhalen in verhalen, maakt gebruik van subtiele spiegelingen en metaforen, van verrassende wendingen, ze manipuleert met de vermoedens en de verwachtingen van de lezer en onthult slechts geleidelijk de kern van haar roman. Toch heeft haar nieuwe roman op mij geen grootse indruk gemaakt. Het verhaal kon me nauwelijks boeien, het was soms zelfs aan de saaie kant, de bespiegelingen van Jona worden op den duur vervelend en de uitwerking van de thematiek op verhaalniveau vond ik niet erg overtuigend.
Ruud A.J. Kraaijeveld doeschka meijsing, De beproeving, Querido, Amsterdam, 1990, 263 p. |
|