Een deftig rollenspel
Mindere Goden, de eerste roman van Herman Stevens (o1955) is een boek over een misverstand. Het misverstand tussen Theo Elsenaar, de hoofdprotagonist en de wereld. De manier waarop dat misverstand in al zijn facetten wordt blootgelegd en ontrafeld, getuigt van veel vakmanschap, dat ook wel met een zeker vertoon wordt uitgebuit. De roman begint luchtig, speels: de wereld is een idylle, waarin assistent-cardioloog Eisenaar een prettige plaats heeft verworven, een positie waarmee hij afstandelijk, maar niet ongeïnteresseerd buiten het menselijk gekrakeel kan blijven. Mensen die iets mankeren, en op een afdeling cardiologie is dat meestal een serieuze zaak, beschouwt hij als mechaniekjes waar wat aan hapert, net als het klokje van zijn auto, dat laat ook verstek gaan. Zijn baas, de ouderwets patriarchale arts Heerdicke bevoogt hem en stimuleert hem en houdt hem verre van het noeste getob op andere plaatsen in het ziekenhuis. Thuis spiegelt hij zich met graagte vanaf zijn hemelbed in de opulente vrucht- en vleestaferelen, waarmee hij zich heeft omringd. Alleen, of vaker met zijn nimfachtige vriendin Lucia van Swinden.
Herman Stevens (o1955).
Tja, die Lucia, ze is mooi en blond en welbespraakt. Stevens weet heel knap in de eerste hoofdstukken zijn boek de allure te geven van een Libelle-verhaal: jeugdige, hardwerkende dokter met goede vooruitzichten heeft kennis aan een slim en buitengewoon mooi meisje van betere komaf; alleen zit zijn verhaal veel te goed en te gewiekst in elkaar voor een damesroman. Toch laat de auteur zijn roman een hele tijd via die beide lijnen oplopen: enerzijds volgen we de perikelen van Elsenaar op zijn werk en in mindere mate privé; perikelen die zo worden beschreven, dat iedereen voelt dat er iets meer aan de hand is, al was het maar door het veelvuldig terugkeren van bepaalde motieven (klokken, spiegels, uitspraken), anderzijds werkt het verhaal toe naar de climax van het boek: het huwelijk dat de twee verloofden zullen sluiten en dat beklonken zal worden door het spelen van Shakespeares Midzomernachtsdroom. Dat stuk wordt niet gespeeld door professionele acteurs, nee, op voorstel van Lucia zullen alle bij het huwelijk betrokken partijen een rol spelen. Theo als Lysander, Lucia als Hermia, de professor en Lucia's jeugdige moeder als Oberon en Titania en de rollen van Demetrius en Helena zijn voor twee vrienden van het verloofde paar, Erik en Esther. Alle personen zijn zeker tot de helft van het boek druk bezig met het instuderen van hun rollen, maar ze zijn te verliefd op zichzelf en hun conversationele vermogen om niet voortdurend over die rollen te delibereren. En juist al dat gepraat, dat zich afspeelt tussen mensen die het in alle opzichten goed hebben getroffen, zet de lezer op het juiste spoor: hier is wat aan de hand. Midzomernachtdroom is niet zomaar de keuze van een verwend, aardig meisje.
En dat is het ook niet. Heel geleidelijk merk je dat de roman begint vanuit de illusies van Elsenaar: zijn bestaan is keurig ingedeeld, verloopt vlekkeloos, hij heeft hooguit wat weinig tijd voor zijn verloofde. En die ver-