| |
| |
| |
Lieve Joris (o1953).
| |
| |
| |
Lieve Joris
Literatuur of journalistiek
Karel Osstyn
KAREL OSSTYN
werd geboren in 1955 in Oostende. Studeerde Germaanse filologie en audiovisuele communicatiewetenschap aan de K.U.Leuven. Als titel-regisseur verbonden aan de BRT-Vlaamse televisie. Vast medewerker aan ‘Ons Erfdeel’ en de ‘Standaard der Letteren’ en redacteur van het tijdschrift ‘De Brakke Hond’.
Adres: Kerkstraat 45, B-1700 St.-Ulriks-Kapelle
Lieve Joris werkt op het grensvlak van journaliste en reisschrijfster, een formule die het heel goed blijkt te doen. Haar succes is gedeeltelijk te verklaren uit haar voorkeur voor ongewone bestemmingen. De Perzische Golf, Zaïre en Hongarije zijn niet de eerst aangewezen plaatsen voor een vrouw alleen om er een paar maanden de sfeer te proeven. Haar ‘handicap’ als vrouw werkte juist in haar voordeel. Lieve Joris ging er ook niet de actualiteit verslaan; wat ze zocht, was het leven van alledag. Ze maakte razendsnel carrière. Bij reizen alleen bleef het niet; ze schreef tal van artikelen en deed veel interviews tussendoor maar vooral de grote reportages die ze over haar reizen maakte, verzekerden haar van een vast plaatsje in de Nederlandse dag- en weekbladpers. Toen ze die reportages ook tot boeken bewerkte, De golf, Terug naar Kongo en De melancholieke revolutie, nam de appreciatie nog toe. Lieve Joris ontpopte zich tot een getalenteerd schrijfster van reisliteratuur. Vóór haar had Cees Nooteboom zowat het monopolie op het reisverhaal gehad, maar nu vulde ze hem aan aan de top, ook al schreef ze op een totaal andere manier. Dat is niet zo gek voor een Vlaamse - geboren in Belgisch-Limburg in 1953 - maar ze had wel het klimaat van de jaren tachtig mee.
De jaren tachtig kunnen we bestempelen als de tijd van de bijvoegsels. Sinds de jaren zestig waren de dag- en weekbladen in Nederland langzamerhand de hoofdmoot van het leesvoer gaan uitmaken. Maar na de zakelijke rekords van de jaren zeventig, trad er door toedoen van de visuele media een terugval op. De opiniepers begon zich steeds meer te diver- | |
| |
sifiëren. Om het publiek te binden, was de verslaggeving stukken persoonlijker geworden: de column-cultus met vaste commentatoren werd een rage. Thematische bijlagen zorgden voor meer duiding en culturele achtergrondinformatie. Een weekblad als Vrij Nederland kwam bijvoorbeeld met zijn kleurenkatern, een ideaal medium voor uitvoerige reisreportages met bijhorende foto's. Zo werd het luxe-genre reisverslag voor stijlvolle magazines zoals Avenue gepromoveerd tot een volwaardig middel om buitenlandse politieke situaties nader te belichten. Er ontstond een nieuwe stijl vol understatement, die een tikkeltje schatplichtig was aan New Journalism, gekleurd, en toch niet echt tendentieus. Een zo neutraal mogelijke verslaggeving was de meest subtiele manier om positie te kiezen.
Lieve Joris beheerste het idioom van die nieuwe journalistiek. Haar publieke geheim was, dat ze de eerste Nederlandse vrouw was die zo pragmatisch aankeek tegen het reizen. Ze koos voor bestemmingen die risico's inhielden, niet omdat ze zo van avontuur hield, maar omdat die oorden nog nooit terdege bezocht waren. Ze vertrok met de instelling van een journaliste, maar ze jaagde niet op primeurs. Ze zou zich een tijd in het vreemde land inwerken en er een indringend verhaal over vertellen, onbevooroordeeld. Ze speelde op trends in, maar met die human interest-factor zette ze er ook zelf een. Het was wat het publiek wou, en het was haar op het lijf geschreven. Ze leek de juiste persoon op de juiste plaats. De timing was perfect.
Eigenlijk was het kritische, persoonlijke reisjournaal helemaal niet zo'n veelvuldig beoefend genre in het Nederlandse taalgebied. Het is pas echt een eigen leven gaan leiden na 1960, met Cees Nooteboom. Nooteboom ontwikkelde zich - net als Lieve Joris - vanuit journalistieke hoek, maar overschreed ook al meteen de beperkingen van het goedmoedige reisverhaal. Met zijn bespiegelende instelling hield hij het niet bij het toeristische relaas; hij snoof atmosferen en liet de melancholie die hem eigen was de vrije loop. Lieve Joris was in het begin niet zo vertrouwelijk met haar lezers. Ze liet af en toe wel eens iets los over het provinciale milieu waar ze vandaan komt, om duidelijk te maken, dat ze zich niet boven de mensen stelt die ze opzoekt. Pas in haar laatste boek over Hongarije, dat heel typerend De melancholieke revolutie heet, bekent ze ook echt, dat ze door onrust gedreven wordt. Toch is ze een ander soort hyper-individualist dan Nooteboom. Vanaf het begin heeft ze een eigen stempel op haar werk gedruk, één die haar journalistieke opdracht van een andere interpretatie voorzag.
Het zo mannelijk geachte beroep van journalist kreeg er een ander perspectief door. Toen Lieve Joris en collega's als Carolijn Visser bij de Haagse Post in de trendy huisstijl van het blad gingen schrijven, gaven ze het vak ook een nieuw elan. Hun vrouwelijkheid leek voor een apart evenwicht te zorgen met de koele, ongecensureerd klinkende interviewtechniek die zo toonaangevend was. Het open vizier van de nieuwe journalistiek
| |
| |
sloot niet uit, dat je de lezer bracht waar je hem hebben wou, en de dames deden dat heel plichtsbewust. Behalve het interview kreeg de lezer ook de hele voorbereiding die eraan voorafging voorgeschoteld, inclusief het zoeken en leggen van contacten. Voor die directe begeleiding stonden de radio-reportages van de VPRO model: de sfeer was bepalend, de journalist hoefde eigenlijk geen oordeel meer uit te spreken.
Lieve Joris trok dus de stoute schoenen aan en ging reizen. De bezoeken aan het Arabische schiereiland die ze onder andere voor Avenue, NRC-Handelsblad en Haagse Post aflegde, hadden een gecontroleerd avontuurlijke toon. Het was het avontuur van de journalist in actie, maar tot zijn ware, niet-heroïsche proporties teruggebracht. Iedereen had haar gewaarschuwd, dat ze als vrouw alleen nooit toegang tot Saoedi-Arabië, de emiraten en de andere oliestaatjes zou krijgen. Maar wat onmogelijk leek, lukte haar: ze slaagde erin door te dringen in die hoogst gesloten mannenwereld. Haar geheim was vrouwelijke diplomatie; ze begon gehoorzaam bij de officiële kanalen, maar infiltreerde daarna via persoonlijke contacten tot in de kern van de Arabische cultuur.
De Golf toont, dat in haar zoektocht naar zaken van menselijk belang, die directheid essentieel was. Lieve Joris merkte, dat Arabieren heel gewend waren aan mensen van de pers, maar een vrouw maakte op hen een nog meer ontwapenende indruk. De vertrouwelijkheid waartoe ze inspireerde, leerde haar veel over de mannelijke dominantie van de moslimwereld. Maar trouw aan haar tolerante principes oordeelt ze zelf niet, of ze dat een primitieve leefregel vindt. Ze laat jonge Arabische mannen liever zelf aan het woord over hun frustraties, als ze na jaren studies in het buitenland ondervinden hoe saai hun land wel is. Ze beweren nooit te zullen trouwen, geven hoog op van hun plezierreisjes naar losbandiger oorden, maar blijven intussen toch de eer van hun zussen verdedigen.
Sommige van die in hun bewegingen beperkte vrouwen blijken echter veel kordater tegen hun lot te vechten dan hun mannen. Zonder moeite speelt Lieve Joris op een soort universele vrouwelijke samenzweerderigheid in. Maar het is duidelijk, dat de vrouwelijke onderdrukking op korte termijn niet op te heffen is. De manier waarop een nomadencultuur in een tiental jaar tijd veranderde in een luxewereld, maakt dat onmogelijk. Joris raakt daarmee aan een van de fundamentele problemen van de regio, die door een onhoudbaar standenverschil inderdaad een slapende tijdbom gebleken is. De realiteit toont hoe slecht de rijkdom verdeeld werd. Maar het nu zo omstreden Koeweit wekte niet alleen daarom de afgunst op: het was ook het meest ontwikkelde, het meest decadente van de golfstaten. De Koeweiti's waren de eersten die aan een ‘postoliecultuur’ dachten; sommigen voorspelden toen al een conflict waarin de Amerikanen hen zouden moeten beschermen.
Lieve Joris rapporteert hoofdzakelijk. Haar inbreng beperkt zich quasi tot de weergave van haar gesprekken. Van een literaire aanpak merk je dan ook nog niet veel in haar eerste boek. Tenzij je de magie van het naakte feit rekent, en haar talent om met één woord heel precieze nuances aan te geven en bijzonder trefzekere mensenportretten te schetsen. Joris werpt zich op als de perfecte gids die het andere gezicht van de Golf toont, een gezicht dat westerlingen die zich niet onder de bevolking wagen, niet kennen. Ze
| |
| |
weet wanneer ze haar angst, twijfel, bezorgdheid of scepsis moet laten spreken om alles in reliëf te brengen. Maar van commentaar onthoudt ze zich. De bewijskracht van wat ze toont, volstaat. Ook zonder extra argumentatie is haar rustige, afgemeten reisproza dwingend.
Dat wilde het progressieve lezerspubliek van de bladen aan het thuisfront ook lezen. Maar dat haar unieke verslag over haar tocht door een gesloten mannenwereld ook een auteursstuk was, was ook een kleine zege op de wetten van het reisgenre. Die bijzondere verhouding tussen journalistiek en vertelkunst waar Lieve Joris het alleenrecht op schijnt te bezitten, werd nog duidelijker in haar tweede boek. Terug naar Kongo is het relaas van een Zaïrereis, waarin haar persoonlijkheid als spil van het gebeuren een stuk sterker komt te staan. Ze toont zich subjectiever, omdat ze, ook al velt ze opnieuw nauwelijks oordelen, haar spijt om alles wat bureaucratisch en onrechtvaardig is, laat blijken.
Net als voor haar Golfreis vertrekt ze zonder vooringenomenheid. Als kind had ze een beeld van Afrika meegekregen van haar oom die er missionaris was. Dat fictieve beeld wil ze toetsen aan de werkelijkheid, rechtzetten desnoods, corrigeren. Ze weet, dat ze een groot risico loopt dat haar ‘terugreis’ naar een land, dat ze alleen uit haar gedachten kent, op een confrontatie met iets heel anders uitdraait. Dat wordt het uitgangspunt van een heel persoonlijke reis. Lieve Joris' behoefte aan waarheid doet haar besluiten de kennismaking met Afrika heel geleidelijk te laten verlopen. Dus kiest ze voor klassiek transport, de boot naar Matadi.
Op de langzame scheepsreis raakt ze vertrouwd met de nostalgische opvattingen van de neo-kolonialen die meereizen, en die de zwarten geen enkele positieve eigenschap toekennen. Na een paar weken op missieposten in het westen van Zaïre verliest ze eindelijk toch haar geduld: aan deze irreële, verstikkende duik in het verleden moet ze zo snel mogelijk een einde maken. Kinshasa, de metropool, confronteert haar voor het eerst met het Zaïre van nu, waarin alles dat door blanken opgebouwd is, in verval is of al vernield. Het dunne laagje beschaving, dat met een té paternalistische streek aangebracht was, drong niet tot in de kern van de zwarte mens door. Corruptie en passiviteit voeren sinds de onafhankelijkheid de boventoon in een maatschappij waar de enige wet die is van je eigen gang te gaan.
Het contrast tussen de paleizen die president Mobutu voor zich laat optrekken en de armoede, is nog veel grotesker dan in de Golf. Toch laat de zwarte ziel zich niet aan banden leggen door het onrecht. Lieve Joris ontdekt, dat het buiten het blanke ghetto in Kinshasa lang niet zo onveilig is als de blanken wel beweren. Ze leert de juiste blanken kennen, die haar bijvoorbeeld naar de bruisende cité van de stad brengen. Daar ervaart ze hoe ontspannen de zwarten met elkaar omgaan, hoe een fundamentele vreugde hun leven beheerst. Net als in haar Golfboek, dringt ze door in een voor westersen ontoegankelijk geachte wereld. Ze leert zich aan het
| |
| |
ritme van Afrika aanpassen. Joseph Conrad achterna - ze verwijst regelmatig naar zijn Heart of Darkness - besluit ze met een duwvaartkonvooi de Zaïrestroom af te reizen tot Kisangani. Het wordt dé klassieke reportage uit het boek. De primitieve overlevingsdrang van de zwarten haalt al haar blanke waarden omver: op het ogenblik dat ze denkt volledig geïntegreerd te zijn in de overbevolkte microkosmos van de rivierboot, trekt zich weer een muur van verschil op.
Met haar bekende omzichtigheid ontdekt Lieve Joris, dat het Afrika van haar heeroom, als het ooit bestaan heeft, veranderd is in een chaotische jungle. Ze weet buiten schot te blijven: met de zwarten krijgt ze het, ondanks een aantal misverstanden die het hachelijke van haar tocht weer wat reliëf geven, weinig aan de stok. Alleen aan het einde komt ze in een echt penibele situatie terecht, en dan nog wel door toedoen van een blanke, die haar en een collega-journaliste op verboden militair domein bracht. Even lijkt het erop, dat de tot dan toe onberispelijk verlopen reis slecht zal aflopen. Maar het bureaucratische zwarte veiligheidsapparaat slaat even onverwacht om als het op gang gekomen was. Even verloor Joris haar controle op de situatie, alsof de onfeilbaarheid van haar methode getest moest worden. Maar de uiteindelijke balans van haar Zaïrereis blijft positef; ook haar idee over reizen met open geest kan intact blijven.
Terug naar Kongo is terecht Lieve Joris bestseller. Haar verdraagzame, onsensationele manier van vertellen boeit. Ze heeft oog voor de absurde, soms hallucinante contradicties met haar eigen cultuur. Ze neemt de moeite alles naar waarde te schatten. Op haar impliciete manier is ze niet mals voor het Mobutu-schrikbewind, maar ze toont ook onverbiddelijk de blijvende, reactionaire rol van de blanke. Het zou voor gecultiveerde naïviteit versleten kunnen worden, waren er niet de vele interessante gesprekken met ontwikkelde zwarten die het tegendeel bevestigen. De ‘terugreis’ naar Kongo brengt een cultuurschok teweeg, en dat niet alleen voor wie Kongo alleen kent van zijn heeroom.
In haar laatste boek De melancholieke revolutie, waarin ze vier seizoenen van de Hongaarse ommezwaai naar de vrijheid in 1989-'90 beschrijft, maakt Lieve Joris een totaal andere cultuurschok voelbaar. Een schok die haar nog meer dan de vorige aangrijpt, want de Hongaarse ziel ligt haar. Het stimuleert haar tot een nog groter solidariteit dan in haar vorige boeken. Ze voelt zich niet anders of beter dan de bevolking waarmee ze in contact komt, want in wezen stamt ze uit eenzelfde eenvoudig landelijk nest, een Limburgs dorp. Meer dan in haar vorige boeken komt ze tot bekentenissen: ze herkent bij de Hongaren een melancholie die haar vertrouwd is van de beklemmende grenzen van het provincieleven, dat ze ontvluchtte. Met leedwezen stelt ze vast, dat dit hele volk een inhaalmanoeuvre moet maken. En zo komt er in dit boek een dimensie bij, bij die perfecte registratiemachine, die zo fijn afgesteld was op de menselijke factor. Joris betrekt zichzelf nu ook bij wat ze ziet en meemaakt. Al blijft ze toeschouwer, toch doet ze mee aan een stukje Hongaarse geschiedenis.
Maar er zat nog meer achter haar motivatie om te vertrekken. In Amsterdam laat ze haar vriend Marek achter, een Pool die in het westen tot welstand dacht te kunnen komen, maar die het verliezersinstinct van de Oosteuropeaan nog niet kwijt is. Joris is karig met informatie over Marek.
| |
| |
Ze vertelt alles over zijn gevoel van ontheemding, maar niets over hun relatie. Toch geeft ze zich daarmee privé meer bloot dan ooit tevoren. Haar beheersing blijft bovendrijven, ook in haar bewuste keuze niet de Poolse emancipatie te verslaan. Maar de persoon die echt de doorslag gaf voor haar reis naar Hongarije, is Györgi Konrád, die ze in Nederland ontmoette. ‘Op het melodieuze ritme van Györgi Konráds stem ben ik naar Boedapest gereisd. Die onverholen melancholie, dat gebrek aan fanatisme, die verhalen van vroeger, doortrokken met een lichte nevel van alcohol - terwijl ik hem las, vervaagden de grenzen tussen zijn Europa en het mijne. Het was alsof in die andere helft, die altijd in het halfduister van mijn bewustzijn had liggen schemeren, iets van mezelf lag, dat ik nog niet kende’ (p. 9).
Joris vertrekt met een zekere angst voor het onbekende, want ze kent zelfs de taal niet. Maar de omwenteling waarin ze terechtkomt, is even onzeker. Bij de familie waar ze logeert, krijgt ze al een eerste indruk van de vermoeidheid waarmee de Hongaren zich nog altijd voortslepen. Ze zijn er allemaal mee besmet, van schrijvers tot journalisten toe. Ze hebben een kinderlijke verwachting tegenover het nieuwe. Maar hoe enthousiast ze zich soms ook laten gaan, meteen daarop overvalt hen weer een wezenloos fatalisme. De kater van de mislukte opstand van 1956 zit diep. Zelfspot is niet van de lucht, en toch weten ze, dat ze ‘terug naar Europa’ moeten, nu de eerste vrije verkiezingen van 1990 voor de deur staan. Het was een onnatuurlijke breuk die hen van de rest van het continent afscheidde. Maar wat ze met die vrijheid en met hun dromen die zich nu eindelijk gaan realiseren moeten aanvangen, weten ze niet.
Lieve Joris wordt somber in Hongarije. Ze merkt, dat ze in haar dromen mensen van thuis naar Hongarije verplaatst. Ze droomt van haar mongoloïde zusje, waardoor haar familie zo buitengesloten werd in haar dorp. Ze begrijpt, dat de Hongaren ook lijden onder de druk die op hen rust. De angst die de mensen voor de verkiezingen voelen, werkt op haar in. Maar liever dan haar emoties te laten meespelen, stort ze zich ook in de verkiezingsstrijd - als waarneemster. Ze trekt op met de kandidaten van de meer radicale intellectuelen, omdat die meertalig zijn en met haar discussies kunnen voeren. Het worden vrienden voor de rest van het boek. De eerste partijbijeen-komsten die ze meemaakt in de herfst van 1989 zijn van een kleinschalig, dorps niveau. Het partijleven is nog nauw verweven met het familieleven. Tijdens de campagne op het platteland, logeert ze in een haast pastorale, harmonische sfeer in het ouderlijk huis van een kandidate. Het doet haar aan haar kindertijd denken.
Maar de situatie wordt gauw ernstiger. Daarom gaat ze ook bij de andere partijen kijken. Ze volgt de kandidaten in een hectisch tempo, voert gesprekken met ze en zit met ze aan tafel. Ze is alomtegenwoordig. Het valt op bij de Hongaren; ze wordt een vertrouwelinge. Iemand zegt dat ze, als ze wou, een dubbelspion kon zijn. Maar iedereen benijdt haar, dat ze een toeschouwster is. Zelf kunnen ze niet meer terug. In de winter van 1989 keert
| |
| |
Lieve Joris na een verblijf in Nederland terug om Kerstmis te vieren op het Hongaarse platteland. Maar de bloedige gebeurtenissen in het nabije Roemenië betekenen een streep door de rekening. Ze gaat met een voedselkaravaan mee naar de Hongaren in Transsylvanië. De geleidelijke evolutie wordt plotseling een revolutie. Er dreigt angst en gevaar, een schril contrast met de kerstsfeer waarvoor ze kwam.
In de lente merkt ze hoe de kandidaten, net voor de verkiezingen, het moordende ritme niet meer aankunnen en terugwillen naar een leven zonder verantwoordelijkheid. Haar radicale vrienden verliezen het pleit. Ze vieren hun nederlaag op een haast ‘decadente’ manier. Ze kan de ontgoocheling opnieuw alleen langs de buitenkant voelen. En toch wordt ze, als elke verslaggever die niet onverschillig blijft, die onmacht gewaar. Het is die duistere helft in haar bewustzijn, waar Konrád haar bewust van gemaakt had; de melancholie die ze altijd met actie opzij wist te zetten, maar die nu, in Hongarije en in dit boek, eindelijk doorbreekt. Lieve Joris speelt niet met vals sentiment. Manhaftig heeft ze in al haar boeken haar engagement laten spreken; nu valt het samen met haar ontroering.
De melancholieke revolutie is, behalve een ooggetuigeverslag van het Hongarije anno 1989-90, dus ook een reis naar het onbekende ik. Die metafoor zit subtiel in het boek, en is knap gestructureerd binnen het verloop van de vier seizoenen. Het einde is altijd weer het begin. Binnen haar zelf opgelegde grenzen, baant Lieve Joris zich een weg tussen objectieve berichtgeving en persoonlijke betrokkenheid. Ze pleegt geen diepgaand onderzoek, maar maakt - wat niet automatisch eenvoudiger is - een overzicht. Ze blijft een buitenstaander, dat is haar tweede natuur. Ze was in haar boek over de Golf niet zo verontwaardigd als Betsy Udink, die ook over Saoedi-Arabië schreef. En in de keuze van haar reisbestemmingen is ze ook niet zo bloemrijk als bijvoorbeeld Inez van Dullemen. Maar ze heeft een persoonlijkheid die achter haar reserve inzicht en wijsheid schuilhoudt.
Het is een andere wijsheid dan die van Cees Nooteboom, om op de belangrijkste reisschrijver van Nederland terug te komen. Toevallig woonde hij anderhalf jaar in Berlijn, toen daar de muur wegviel en een regelrechte roes ontketend werd. Het was een heel andere bevrijding dan degene die zich geleidelijk voltrok in Boedapest. Nootebooms Berlijnse notities kijken met een dramatisch bewustzijn op de gebeurtenissen neer, een tikkeltje verwaand en ook zo afstandelijk. Lieve Joris is natuurlijk jonger, leergieriger en onbevangener. Maar het grote verschil tussen de twee zit hem niet in het feit dat hij een man is en zij een vrouw. Ze is een antipode van Nooteboom, die alles op zichzelf betrekt en zich als in een cocon inkapselt. Zij cijfert zich weg, dompelt zich mentaal onder in het collectieve bewustzijn dat ze op haar weg ontmoet. Niet om zich mee te laten drijven, maar om het door haar te laten stromen. Ooit komt ze misschien tot een vergelijkbaar illusieloos cynisme als dat van Nooteboom. Maar dan nog zal haar benadering veel aardser zijn, een aanvulling op de doorwrochte cerebraliteit van de ander. Dit is een goede reden om de twijfel op te heffen, en Lieve Joris' zo sterk vanuit de journalistiek ontwikkelde reisproza ook grote literaire verdienstes toe te kennen. Ze is bezorgd om de mensenwereld, en die constante maakt haar tot een betrouwbare gids.
De Golf verscheen bij Veen, uitgevers, Utrecht/Antwerpen, 1986. Terug naar Kongo en De melancholieke revolutie verschenen bij Meulenhoff/Amsterdam, Kritak/Leuven, respectievelijk in 1987 en 1990.
|
|