nig trauma's gezorgd. Schokkende gebeurtenissen in Indonesië vormen nog steeds delicate gespreksstof en in de West eist Suriname alle aandacht op. Toch hebben de ‘vergeten kolonies’ recht op meer belangstelling. Ze verbergen immers een complexe maar boeiende samenleving. Veel lof verdient derhalve de redactie van De Gids, die medio 1990 een themanummer aan de Nederlandse Antillen wijdde.
De Gids laat auteurs aan het woord die de Antillen van nabij kennen. Velen zijn er geboren, anderen hebben er gewoond of hebben diverse publikaties over de eilanden op hun naam staan. Zo is er Wim Rutgers, die in Ons Erfdeel al herhaaldelijk de Antilliaanse literatuur heeft voorgesteld. Zijn artikel in De Gids behandelt de Papiamentstalige letterkunde op Aruba. De teksten in het Papiamentu worden trouwens uitvoerig besproken. In een artikel van Aart G. Broek wordt immers tevens de beginperiode van de Papiamentu-literatuur belicht. J.J. Oversteegen van zijn kant ontleedt de vroege literaire en filosofische opvattingen van Cola Debrot. Ook verscheidene scheppende auteurs leverden een bijdrage. Niemand minder dan Frank Martinus Arion houdt een vurig pleidooi voor het Papiamentu als voertaal in het onderwijs.
Nog opvallender dan enkele namen is evenwel de grote diversiteit in onderwerpen. Men is er duidelijk in geslaagd zoveel mogelijk facetten van de Antilliaanse maatschappij aan bod te laten komen. Behalve voor literatuur is er ook interesse voor andere kunstuitingen, zoals theater, film, muziek en architectuur. Voor dat laatste onderwerp werd onder meer een beroep gedaan op Adriaan J. van der Staay, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Van der Staay was in 1989 van nabij betrokken bij het totstandkomen van het Monumentenplan dat Willemstad, hoofdstad van Curaçao, moet behoeden voor verdere verkrotting. Andere bewijzen van de inhoudelijke verscheidenheid zijn onder meer een artikel over de sociale emancipatie van de vrouwelijke zwarte bevolking, een kritische ontleding van de Antilliaanse media en een wetenschappelijk-gefundeerd onderzoek naar het ontstaan van het Papiamentu. Uiteraard diende ook de politieke verhouding tussen de Antillen en Nederland te worden behandeld. In een drietal artikelen wordt geprobeerd een politiek-sociaaleconomisch-etnisch kluwen te ontwarren. Enigszins wordt duidelijk waarom volledige onafhankelijkheid voor de Antillen geen conditio sine qua non is voor goede betrekkingen met het ‘moederland’. Opvallend is wel dat de Nederlandse Antillen vanuit Europa te vaak als een eenheid worden gezien. De verschillen tussen de eilanden onderling zijn niet gering. Symptomatisch is de Status aparte van Aruba, het gevolg van een ontvoogdingsbeweging die veeleer tegen het als dominant ervaren Curaçao was gericht dan tegen Nederland.
Door de vele thema's en invalshoeken heen komt één constante tot uiting: de discrepantie tussen internationale gerichtheid en provincialisme. De nabijheid van Venezuela zorgt op Curaçao en Aruba voor een bloeiende petroleumindustrie. De ligging van de Antillen biedt ook de mogelijkheid tot vele contacten met de Verenigde Staten. Het toerisme beschikt inmiddels over een zeer degelijke infrastructuur en maakt gebruik van de grote veeltaligheid. Vele Antillianen kennen naast Nederlands en Papiamentu immers ook Spaans en Engels. Daarom worden ze niet zelden als ‘wereldburgers’ getypeerd. Daartegenover staat echter de ontnuchterende armoede waarin een deel van de bevolking nog steeds moet leven. Alex Reinders spreekt in zijn beschrijving van Curaçao toepasselijk over een ‘parade van paradoxen’.
Het themanummer van De Gids is zonder twijfel een schot in de roos, alleen al door zijn grote diversiteit en zijn schat aan achtergrondinformatie. Toch zijn we verplicht een kleine kanttekening te maken: de Bovenwindse eilanden komen in het geheel maar zelden voor. St.-Maarten, St.-Eustatius en Saba zijn weliswaar nog kleiner en nog minder bevolkt dan de Benedenwindse eilanden, maar daarom zijn ze niet minder interessant. Hun andere ligging, sociaal-economische structuur en taalsituatie bieden materiaal voor boeiende artikelen. Ook zij zijn niet verplicht hun statuut van ‘vergeten kolonies’ te behouden.
Hans Vanacker
De Gids, CLIII, nr. 7/8, Meulenhoff, Amsterdam, 1990, pp. 503-697.