zijn te gedogen omdat de VS ervoor zorgen dat een nog groter kwaad, de Sovjet-Unie, geweerd wordt. Dat de VS zelf over intrinsieke kwaliteiten zouden kunnen beschikken, wordt vaak ontkend. Deze attitude berust duidelijk op een rotsvaste overtuiging van de Europese superioriteit, die toch een beetje vreemd aandoet: niet alleen hebben de Amerikanen hun revolutie dertien jaar voor de Franse gehad, ze hebben ook een staatsbestel opgebouwd dat heel wat stabieler is gebleken. Bovendien hebben ze zich maar aan één burgeroorlog schuldig gemaakt, terwijl de staten van Europa sedert 1789 enorme slachtpartijen hebben aangericht.
Het komt in de meeste ‘cultuuruitzaaiers’ in de Lage Landen niet op de Amerikanen te aanvaarden zoals ze zijn, omdat ‘aanvaarden’ voor dit slag mensen ook onmiddellijk ‘goedkeuren’ lijkt te impliceren, wat voor Amerikanen duidelijk niet het geval is. Als President Bush probeert de grondwet in die zin te amenderen dat de vlag niet meer mag worden verbrand, repliceert Jesse Jackson dat er al veel langer kruisen zijn verbrand dan vlaggen.
Vanzelfsprekend keurt Jackson het verbranden van kruisen (door de Ku Klux Klan) niet goed, maar dat betekent niet dat hij zijn Amerikaan zijn niet aanvaardt.
Dezelfde ‘cultuuruitzaaiers’ in de Lage Landen zijn bovendien ook vaak van oordeel dat de VS hun huidige prestige eigenlijk niet ‘verdienen’. Ze hebben gewoon de mantel geërfd van wijlen het Britse Rijk. Zelf hebben ze eigenlijk geen ‘cultuur’, behalve dan in-precies-New England, de Oostkust. Dit soort ideeën wordt vaak ‘uitgedragen’ door mensen die zich in de Lage Landen inzetten voor het behoud van folklore en ‘populaire cultuur’, die zij door gelijkschakeling bedreigd achten. Maar wat in de VS niet is gelijkgeschakeld met New England is voor hen geen cultuur. Wat cultuur is in Texel, is cultuurloos in Texas.
Dit soort Nederlandse ‘cultuuruitzaaiers’ legt uiteindelijk een nogal dubbelzinnige houding tegenover de Verenigde Staten aan de dag. Men krijgt de indruk dat de meesten onder hen het niet de moeite waard vinden zich met dit soort barbaren in te laten. Daartegenover staat dat allen onder hen er zich terdege van bewust zijn dat de weg naar de internationale roem heden ten dage door de Verenigde Staten loopt. Heel weinigen onder hen kunnen met dit dilemma leven, zoals we later zullen zien.
Maar nu eerst terug naar de Verenigde Staten. In onze wereld van vandaag spelen die Verenigde Staten ongetwijfeld de rol van een dominante cultuur. Dominante culturen hebben doorgaans weinig interesse voor gedomineerde culturen, zoals de cultuur der Lage Landen, en de Verenigde Staten zijn hierin geen uitzondering. Gedomineerde culturen maken nu eenmaal een wereldbeeld dat al complex genoeg is, nog complexer. Bovendien is het standpunt van de dominerende cultuur helemaal anders dan dat van de gedomineerde cultuur. Waar inwoners van de Lage Landen zich als wonende in, of ten minste dicht bij het middelpunt van zoniet de beschaafde, dan toch de morele wereld beschouwen, daar denken inwoners van de Verenigde Staten aan inwoners van de Lage Landen min of meer zoals ze denken aan inwoners van Costa Rica, of enig ander relatief ongevaarlijk klein gebied dat aan ‘onze’ kant staat.
Als puntje bij paaltje komt, mogen de gedomineerde culturen er van het standpunt van de dominerende cultuur gezien best zijn, op voorwaarde dat ze maar niet te veel ruchtbaarheid geven aan het blote feit van hun bestaan.
Nu dient opgemerkt dat zo'n soort houding in de VS een soort keerpunt betekent. De VS willen gedomineerde culturen niet meer met huid en haar ‘bekeren’ tot het VS model. De laatste poging in die richting was Vietnam, en een succes is dat bepaald niet geworden. Vietnam was ook, zoals men zich zal herinneren, het einde van het positieve beeld van de VS (bevrijders, chocolade, tandpasta) in Europa. Als gevolg daarvan wil de Europese (Lage Landse) linkse intellectueel de VS ook niet meer bekeren tot het Europese model - waarbij natuurlijk dient te worden opgemerkt dat dit soort bekering ten enen male overbodig zou zijn indien de Verenigde Staten inderdaad, zoals de linkse intellectueel het stelt, totaal overtuigd zouden zijn van de Europese superioriteit.
Hoe dan ook, als het - het financiële buiten beschouwing gelaten - moreel niet de moeite loont zich met de Verenigde Staten in te laten, dan is succes in die Verenigde Staten eigenlijk verdacht. Vandaar ook het feit dat de enige Nederlandstalige schrijver die inderdaad enorme successen oogst in de Verenigde Staten, Jan Willem van de Wetering, door de Nederlandse kritiek wordt genegeerd, doodgezwegen, of afgedaan als een schrijver van detective-romans-weer zulke Amerikaanse import.
Daar staat natuurlijk, en wel als een paal boven water, tegenover dat je nu eenmaal in de Verenigde Staten dient te worden uitgegeven als je ook maar wil beginnen aanspraak te maken op wereldwijde erkenning en, waarom niet, roem.
Vandaar ook het, op zich bijzonder lovenswaardige, initiatief van WVC om elk jaar Nederlandse schrijvers als ‘writers in residence’ naar universiteiten in de Verenigde Staten te sturen. Het opzet is uiteraard dat die schrijvers hun eigen werk kunnen promoten en nieuwe inspiratie kunnen opdoen. Er zijn schrijvers die deze kans aangrijpen; er zijn er ook die dat niet doen.
Wie met een ‘open mind’ naar de Verenigde Staten komt, doet in de regel positieve ervaringen op. Wie dat niet doet, belaadt vroeg of laat (gewoonlijk eerder vroeg) de Verenigde Staten met alle zonden. Als er iets in het privé-leven van de auteur mis gaat (liefde, in-spiratie, belastingen) dan is dat uiteraard het gevolg van een Amerikaanse samenzwering - terwijl