Jozef van Ruyssevelt, ‘Verheerlijkt stilleven’, 1966, ets, 39,3 × 49,2 cm.
(Antwerpen, 1971) voor schilderkunst. Hij nam in 1976 deel aan de Grote Prijs van Rome. De Prijs zelf werd niet toegekend, maar twee van de 63 kandidaten kregen als aanmoediging elk de helft van het beschikbare bedrag; een van die twee was Van Ruyssevelt. Hij werd het jaar daarop ook nog bekroond met de André Toetenelprijs, gesticht ter nagedachtenis aan een jong verongelukte schilder. Droevige coïncidentie: Van Ruyssevelt werd op 20 maart 1985 te Kalmthout door de trein gegrepen.
Wij ontlenen deze informatie aan het laatste hoofdstuk van de boeiende en schitterend uitgegeven monografie van Marcel Duchateau, geschreven op vraag van De Vrienden van Jozef Van Ruyssevelt. Het boek spreekt niet alleen aan door de illustratie en de vormgeving, ook de opbouw en het betoog dragen bij tot de aantrekkelijkheid ervan. In de Proloog (p. 9 tot 90) - een te beperkende benaming voor het essay dat volgt - plaatst de auteur het oeuvre horizontaal in de tijd. Daarna bekijkt hij het vanuit diverse gezichtspunten: de materie, de kleur, de compositie, het thema, de sfeer, de hand en de tekening. Apart volgen nog een opstel over de etsen, een Epiloog en de Biografie.
Wat dit boek zo boeiend om te lezen maakt, is de discussie van de auteur met het oeuvre van Jozef van Ruyssevelt. ‘Ik heb hem spijtig genoeg niet gekend’, schrijft Duchateau, ‘ik heb hem nooit ontmoet, ik heb nooit één woord met hem gesproken. Van zijn kant heeft hij geen dagboek bijgehouden; zelden of nooit heeft hij een brief geschreven. Al wie hem gekend heeft spreekt van een stil water met een diepe grond...’. Hij was dus wel het tegendeel van de artiest die zelf een aanzienlijk gedeelte levert van het commentaar op zijn werk, waardoor het werk vaak overschaduwd wordt. Gelukkig is de artistieke nalatenschap groot: tekeningen, etsen, aquarellen, gouaches, pastels, olieverfschilderijen. Prachtig werk dat heel veel vragen oproept. Elk van deze groepen vertoont specifieke kenmerken die zich in de loop van een kwarteeuw scherper profileren. Er is sprake van parallellen en wisselwerking en van de klassieke dualiteit tussen de apollinische en de dionysische krachten, met misschien het accent op de laatste van de twee. Soms ligt een bepaalde groep voor lange tijd stil, de etsen bijvoorbeeld, waarmee Van Ruyssevelt toch uitblonk. Terwijl dan een andere groep de volle aandacht heeft, met een onwaarschijnlijk hoge produktie als gevolg. De auteur probeert daar de redenen voor te achterhalen. Soms heeft men de indruk dat hij de lezer om raad vraagt, in de zin van: wat denk jij ervan? Hij toont de groei aan en de tegenstellingen, die achteraf bekeken veeleer complementen zijn geweest. Omzichtig rept hij over de mogelijke invloed van Giorgio Morandi; het kan ook gewoon verwantschap zijn geweest. In elk geval verplicht hij ons actief deel te nemen aan de discussie die hem zelf bezighoudt. Vreemd genoeg verwijst hij niet even naar Rik Wouters.
Marcel Duchateau is sinds vele jaren gefascineerd door geschriften over alchemie en hij heeft daar