Ons Erfdeel. Jaargang 34
(1991)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdBeeldende kunstHollandse meesters uit AmerikaEen selectie van schilderijen uit het Mauritshuis reisde van 1982 tot 1984 langs tal van musea in Amerika. De kwaliteit van deze reizende tentoonstelling heeft de betreffende museumdirecties, maar ook een aantal particuliere verzamelaars, zodanig weten te overtuigen dat zij bereid waren hun eigen topstukken uit te lenen voor een tentoonstelling in Den Haag (september 1990 - januari 1991). De meer dan zeventig bijeengebrachte schilderijen gaven een goed beeld van hetgeen de Hollandse school in de zeventiende eeuw te bieden had; een grote groep talentvolle schilders die uitblonken in verschillende genres. Vrijwel alle bekende meesters uit de Gouden Eeuw waren vertegenwoordigd. Er waren portretten van Rembrandt en Frans Hals, interieurstukken van Ter Borch en Pieter de Hooch, stillevens van Kalf en de Bray en landschappen van Van Ruysdael en Van Goyen, om slechts een paar te noemen. In de loop van de negentiende en in het begin van deze eeuw zijn al deze vaderlandse kunstwerken naar de overkant van de oceaan verscheept en het merendeel is na hun vertrek niet meer in Europa te zien geweest. Het feit dat ze weer eens in Nederland op één plaats bijeengebracht zijn is alleen daarom al een bijzondere gebeurtenis. De tentoonstelling geeft niet alleen een beeld van de zeventiende-eeuwse Nederlandse kunst in Amerikaans bezit, maar ook van de verzamelactiviteiten sinds het einde van de achttiende eeuw. Voordat de schilderijen Amerika bereikten hadden ze vaak al een lange reisgeschiedenis, langs verschillende verzamelaars, achter de rug. In het midden van de achttiende eeuw werden veel Hollandse kunstwerken geveild en raakten zo verspreid over collecties in heel Europa. De Engelse Lord Hertford bijvoorbeeld bracht een verzameling tot stand die later op zou gaan in de Wallace Collection. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw gingen ook rijke Amerikaanse bankiers en grootindustriëlen hun geld investeren in Europese kunst. Belangrijke zakenlieden als J. Pierpont Morgan en Henry Clay Frick richtten zich vol enthousiasme op de Europese kunstmarkt. Zij kaapten regelmatig hun favoriete kunstwerken voor de neus van de, minder koopkrachtige, Hollandse kopers weg. Via de particuliere verzamelaars kwam een groot deel van de schilderijen uiteindelijk in musea terecht. Op de eerste verdieping van het, nog niet zo lang geleden gerestaureerde, Mauritshuis was een documentaire-expositie ingericht. Door middel van tekstborden en een video-presentatie werden de achtergronden en beweegredenen van het verzamelen van Hollandse kunst nader belicht. Op één van de tekstborden werd uitgelegd waarom de Amerikanen zich in het bijzonder voor de Hollandse | |
[pagina 127]
| |
kunst interesseerden. Van oudsher zou er een bijzondere band met de Hollanders hebben bestaan, onder andere vanwege de overeenkomsten tussen de Hollandse en de Amerikaanse staatsvorming. Beide hebben ze voor hun vrijheid gestreden tegen een buitenlandse overheerser, beide zijn ze rijk geworden van de handel. Willem van Oranje werd zelfs gezien als de Hollandse George Washington. Deze historische verbanden lijken op het eerste gezicht nogal vergezocht om de voorliefde voor de Hollandse kunst mee te verklaren. In één van de vier essays in de catalogus weet Walter Liedtke echter duidelijk te maken dat de waardering van de Amerikanen voor de realistische weergave in de zeventiende-eeuwse schilderkunst te maken heeft met de culturele overeenkomsten tussen beide staten. In het tweede deel van de catalogus zijn de omzwervingen die de schilderijen gemaakt hebben voordat ze terechtkwamen in de huidige Amerikaanse collecties uitgebreid beschreven. Per schilderij is er, onder leiding van de hoofdconservator van het Mauritshuis Ben Broos, een ‘levensgeschiedenis’ gereconstrueerd. Broos schrijft: ‘Hoewel in de meeste catalogi de herkomst van een schilderij slechts als een lijst van gegevens wordt opgesomd, valt er in vele gevallen een heel verhaal over te vertellen’.Ga naar eind(1) Opvallend is bijvoorbeeld het verhaal van Goltzius Danaë. Tot in 1777 hing dit schilderij nog in enkele Amsterdamse collecties waarna het plotseling verdween, vermoedelijk naar Oost-Europa. Omstreeks 1900 dook het op in een Parijse kunsthandel, maar voordat iemand de Danaë tot zijn gelukkige bezit mocht rekenen werd het alweer vermist. In 1984 werd het schilderij verwaarloosd teruggevonden in een oud pakhuis in Los Angeles, waarna het eindelijk een vaste plaats kreeg in het Los Angeles County Museum of Art. Ondanks de vele omzwervingen zien alle schilderijen er bijzonder goed uit. Om ze in deze
Johannes, Vermeer, ‘Briefschrijvend meisje’, ca. 1666, canvas, 45 × 39.9 cm.
goede conditie te houden was tijdens de tentoonstelling voor alle schilderijen een glasplaat bevestigd. Als men de trap opliep naar de tweede verdieping, waar de eigenlijke tentoonstelling begon, stond men oog in oog met Rembrandts portret van Joris de Caulerij. Het schilderij hing op deze prominente plaats omdat het een van de eerste werken van Rembrandt was die naar Amerika verhuisde. Bovendien was De Caulerij een tijdgenoot van de stichter van het Mauritshuis en moet hij getuige zijn geweest van de bouw ervan. Een leuke bijkomstigheid is dat hij ook nog ‘Cappiteijn te water ten dienste der vereenichde Nederlanden’ was. De plaats die de andere schilderijen in de opeenvolgende kabinetten hebben gekregen lijkt minder doordacht. Schilderijen uit verschillende tijdsperioden en van diverse genres en stijlen hingen er door elkaar. In het tweede kabinet waren enkele schilderijen van Jan Steen bijeengebracht. Zijn ‘Dansend echtpaar bij een herberg’ was achtereenvolgens in het bezit van drie befaamde particuliere verzamelingen vermeldde het tekstbordje. Als eerste in dat van de gebroeders Bisschop, garen en bandverkopers te Rotterdam. Vervolgens in de collectie Hope in London en tenslotte kwam het schilderij te recht in de Widener Collection in Philadelphia. Vermoedelijk heeft Jan Steen zichzelf hier temidden van het vrolijke gezelschap uitgebeeld, | |
[pagina 128]
| |
Pieter de Hooch, ‘Een musicerende familie’, 1663, canvas,100,3 × 119,4 cm.
samen met zijn vrouw Grietje van Goyen. Het kind achter het zittende paar rechts blaast zeepbellen. Dit wijst op een, bijna terloopse, waarschuwende boodschap die zo eigen is aan veel zeventiende-eeuwse genrestukken; het bestaan van de mens is net zo broos als een zeepbel. Een interessant aspect van de tentoonstelling was dat een aantal schilderijen die oorspronkelijk als pendanten geschilderd werden, maar die in de loop van de tijd op andere plaatsen terecht kwamen, weer tijdelijk samen te zien waren. Op de plaats waar normaliter de Stier van Paulus Potter hangt waren de, door Rembrandt geschilderde, herenigde portretten van een jonge man en zijn echtgenote tentoongesteld. Ook twee door Frans Hals geschilderde echtelieden waren voor het eerst sinds lange tijd weer in elkaars nabijheid. De tentoonstelling was de moeite waard vanwege de geringe kans dat men ooit al deze schilderijen weerziet, verspreid als zij zijn over de Amerikaanse collecties. De kenner en de echte liefhebber zullen echter het meeste genieten. Zij kunnen met behulp van hun achtergrondkennis en de informatie uit de uitstekende catalogus de schilderijen anders gaan bekijken: ‘Alsof ze geen levenloze voorwerpen zijn, maar bejaarde wezens die terug kunnen kijken op en avontuurlijk leven’.Ga naar eind(2)
Ingeborg Walinga ben broos, Hollandse Meesters uit Amerika, Waanders, Zwolle, 1990. |