gehannes, want lichamelijk passen ze niet bij elkaar. Als ze eindelijk uit elkaar gaan, merkt Peter bij andere vriendinnen wat seksueel genot is. Tegen de tijd dat hij leraar klassieke talen is, breekt de losbandigheid van de jaren zestig goed los: ‘In alle huizen woekerde dus het overspel’. (p. 85). Wilde feesten met partnerruil zijn een wekelijks terugkerend verschijnsel en tenslotte raakt Peter zijn vrouw Thea kwijt aan de seksmaniak Midas. Na een avontuur met een prachtige Belgische, die zich met medeweten van haar man aan seksuele uitspattingen te buiten gaat, trouwt hij, maar al snel loopt dit op niets uit. Rond zijn vijftigste is hij weer alleen en maakt kennis met een makelares die net als hij tal van teleurstellingen heeft moeten slikken en weinig behoefte meer heeft aan een vaste relatie. Na problemen met zijn gezondheid trekt Peter zich terug op een subtropisch eiland, waar hij met zichzelf in het reine tracht te komen. Hij probeert nog indruk te maken op een jonge vrouw, die, naar later blijkt, de dochter van een vroegere klasgenoot van hem is. Samen met deze klasgenoot zet hij het op een drinken: ‘Hier zitten we nu, twee oude mannen, een hoofd vol herinnering en ervaring... Wat bleef: de som van onze verliefdheden, of liever bevliegingen, onze eigen kleine mythologie’ (p. 205).
Sanders staat in het ‘volle leven’. Allerlei maatschappelijke en culturele verschijnselen oefenen invloed op hem uit. Als middelbare scholier komt hij in de jaren vijftig onder de indruk van het existentialisme, als student in de vroege jaren zestig zou hij willen reizen en liften door Europa (zoals beschreven wordt in Philip en de anderen of in On the Road), in de tijd dat hij leraar is, in het midden van de jaren zestig, loopt hij mee in demonstraties tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam, komt in contact met het idee van de anti-autoritaire opvoeding, later als hij rector geworden is en de jaren zestig voorgoed begraven zijn, groeit hij mee met de algehele verrechtsing en ondervindt hij op bijna pijnlijke wijze de opkomst van de CDA-ideeën en de christelijke kwezelarij. Kortom, we krijgen via de persoonlijke lotgevallen van de hoofdpersoon een beeld van het na-oorlogse Nederland. Daarnaast staat het boek bol van de seksuele vitaliteit, er zit veel actie in, pompeuze bespiegelingen ontbreken. Het is duidelijk dat Anbeek zijn ‘straatrumoer’ - filosofie hier in een literair werk ‘vertaalt’. Maar de kernvraag is natuurlijk of dit een goede roman heeft opgeleverd.
Het leven van Sanders zal voor veel lezers uitermate herkenbaar zijn, maar helaas ook erg voorspelbaar. Reikhalzend kijkt men uit naar een verrassende wending of een bijzonder moment, echter tevergeefs. Deze geschiedenis van de doorsnee-Nederlander die na de Tweede Wereldoorlog opgroeit, is zo vlak, zo gewoon, zo overbekend, dat die geen enkele vraag oproept, alleen soms op de lachspieren werkt. Door de snelheid van handeling en de geringe aandacht voor het karakter van de hoofdpersoon biedt de roman een uiterst oppervlakkige weergave van een wervelend tijdvak. Het lijkt af en toe wel een sociologische case study, want het verhaal beschrijft allerlei overbekende ideeën en maatschappelijke ontwikkelingen. Van literatuur verwacht je toch iets anders. Nergens wordt de lezer op het verkeerde been gezet. Er is wel snelheid van handeling en op dat niveau ook enige spanning. Anbeek blijkt de lezer op gebeurtenissenniveau wel te kunnen boeien, maar op thematisch vlak lukt dat veel minder. Het cruciale punt is dat deze roman geen persoonlijke geschiedenis van Peter Sanders tegen de achtergrond van zijn tijd en de daar uit voortvloeiende maatschappelijke verschijnselen is. Het karakter van de hoofdpersoon krijgt daarvoor te weinig vulling. Het beoogde thema van de tegenstelling tussen mode tegenover echtheid krijgt nauwelijks vorm, want de echtheid, de eigenheid van het personage Sanders komt totaal niet uit de verf. Hij is een speelbal van de maatschappij en juist die overbekende maatschappelijke ontwikkelingen krijgen alle aandacht. Door de aandacht voor de omgevingsfactoren van de hoofdpersoon lijkt het wel een naturalistische roman.
Een ander thema, de eeuwige strijd tussen de seksen, krijgt wel veel nadruk. Door de gekozen opzet heeft men ook hier als lezer niet het gevoel dat er al te diepgravend te werk wordt gegaan: we krijgen een serie luchtige liefdes-avontuurtjes voorgeschoteld die omlijst worden door allerlei vluchtige, overbekende en tijdgebonden borreltafelfilosofietjes. Luchtig en vluchtig: dat geldt eigenlijk voor de hele roman.
De romantitel en de titels van de hoofdstukken verwijzen naar de Griekse mythologie. In de verteltekst komen allerlei mythologische verhalen en helden voor. Dit gebeurt op een heel natuurlijke manier, omdat veel situaties zich afspelen op of rond het gymnasium en omdat Sanders classicus is. De verwijzingen naar de klassieke cultuur geven het verhaal ook wat meer literair aanzien en dat heeft de roman zeker nodig, want stilistisch en thematisch is hij bijzonder vlak en triviaal. Anbeek balanceert op tal van plaatsen tussen kunst en kitsch. Dat zal een bewuste keuze zijn om het stijlmiddel van de ironie ten volle te kunnen benutten. Met behulp van dit middel maakt Anbeek hier niet alleen de personages die van het ene liefje naar het andere vliegen belachelijk, maar ook allerlei maatschappelijke verschijnselen. Schrijver en lezer gniffelen samen om die zoekende, rusteloze personages, hun kortzichtigheid, hun domheid om zich het hoofd op hol te laten brengen door modeverschijnselen en de waan van de dag. Door het gebruik van de ironie krijgt het verhaal ook zo'n overdreven, zo'n ‘onecht’ karakter. Opnieuw