Rascha Peper (o1949).
flirt wat met haar, zij voelt afkeer, maar ook vertedering. Ze drinken wat, ze praten wat en dan wordt hun aandacht getrokken door een marktventer, die twee kaarten voor een ballonvaart per opbod verkoopt. Ze laat hem van haar geld bieden, de kaarten vallen hen ten deel en de luchttocht zal binnen enkele uren plaatsvinden. Die tocht zal ze uiteindelijk met haar dochter maken en niet met Max, want die laat met al zijn bravoure verstek gaan. De lezer weet dan inmiddels al dat Ruth op subtiele manier wraak heeft genomen voor de pesterijen en vernederingen uit haar jeugd. Max mocht dan wel veel praatjes hebben, hij had, zo herinnerde zij zich van een schoolreisje, ook extreme hoogtevrees. In ruil voor haar lichaam biedt ze hem nu, jaren later, een tochtje door de lucht aan. Maar Max blijkt geen hoogvlieger te zijn, in niets. Nergens gaat dit verhaal over de schreef, de verrassing van de ontmoeting, de broeierige uitwisseling van levensfeiten, de herinneringen aan vroeger schuiven als doorzichtige papieren over elkaar. Het is ook niet dat de vrouw haar actie om de etterbak uit haar verleden te straffen zorgvuldig in scène zet, nee, de gebeurtenissen doen zich zo aan haar voor, onafwendbaar, onontkoombaar. Voor de lezers is er geen duidelijke kwade pier; hij van vroeger is dat allang niet meer, zij heeft de tegenwoordigheid van een milde geest. Een mooi, haast elegisch verhaal.
Hoofdpersoon in ‘Van het vuil op het hemd van een Montanari’ is een oude misantroop, Duvivier, die werkzaam is op de administratie van een antiquariaat, maar die alleen leeft voor zijn verzameling oude poppen, waar hij alles, tot op de rand van het waanzinnige voor over heeft. Rascha Peper portretteert deze zonderling op onnadrukkelijk psychologische wijze, zorgvuldig toewerkend naar de climax van het verhaal: de verzameling poppen, en speciaal een oude Montanari, die nog in het bezit zijn van een oude, heerszuchtige vrouw. ‘Duvivier leed. Hij leed zo hevig dat er geen onderscheid tussen lichamelijke en geestelijke pijn te maken viel’. De dramatische afloop wordt steeds duidelijker. In dit verhaal vermengt Peper het stoffige décor, die brokstukken van weleer met het haast inhalige verlangen van de wereldvreemde hoofdpersoon. Nergens gaat de lezer té ver met het verhaal mee, waardoor het larmoyante omtrekken zou krijgen, ze houdt de zaken helder en precies, maar dat de wereld aan het afbrokkelen is, is onmiskenbaar.
Het laatste verhaal ‘Een sjerp van rode zijde’ lijkt het meest voorspelbaar en is dat ook. Een verlegen puberjongen komt na een verhuizing aarzelend in contact met een mooi en zelfbewust buurmeisje. Haar charmes laten de vader van de jongen ook niet koud, en inderdaad aan het eind van het verhaal, als hij op zoek is naar een weggelopen kat, ontdekt hij in een auto twee gestalten. ‘De mannenstem die vloekt, raakt hem niet meer. De meisjesstem, in een zangerige verbaasde uitroep, evenmin, hoewel die vele malen resoneert in het donkere, lege gebouw waarin hij nu ligt. Ze lijken uit een andere werkelijkheid te komen, die ver en vreemd is en onbereikbaar’. De broze realiteit van een puber tegenover die van de volwassenen, het is niet bepaald een nieuw thema, maar Peper weet deze tegenstelling toch treffend en niet afgesleten te verbeelden.
Niet alle verhalen zijn zo goed. Soms, zoals in het titelverhaal De Waterdame weet ze niet goed raad met de dosering van de verhaal-informatie en wordt alles nodeloos ingewikkeld, en daardoor oninteressant. Dan is haar stijl ook wel erg flauw opstelachtig, maar in grote lijnen is het debuut van Rascha Peper een aantrekkelijk geheel van inzicht en vertoon. Een fluisterende manier om de problemen van het leven te verslaan.
Daan Gartens
rascha peper. De Waterdame, Veen, Utrecht, 1990, 160 p.