Ons Erfdeel. Jaargang 34
(1991)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |||||||||
Dat ik voor niets goed ben?
| |||||||||
TaalbeheersingHoe dan ook, wij moeten beginnen met de term taalbeheersing te definiëren, want hij blijkt een vlag te zijn die verschillende ladingen dekt. Fundamenteel betekent een taal beheersen uiteraard de taal kennen en kunnen gebruiken, de taal spreken en schrijven dus, en begrijpen wat anderen er mondeling of schriftelijk in uiten. Het begrip taal wordt in deze context bovendien veelal verengd tot standaardtaal: wie over een goede taalbeheersing beschikt, kan goed werken met dat instrument, die maakt geen (spel)fouten, gebruikt geen dialectwoorden enz. Hij of zij kan de middelen van de standaardtaal hanteren waarmee het mogelijk wordt in verschillende kringen en situaties volwaardig te functioneren. Naast de taalbeheersing in de engere zin van het woord (geen fouten maken), onderscheiden wij trouwens ook die in de ruimere zin (de taal hanteren op een manier die aangepast is aan de situatie).Ga naar eind(1) Vooral in Nederland heeft het woord taalbeheersing de laatste jaren echter een wat andere betekenis gekregen. In de universitaire opleidingen tot ‘professionele taalbeheerser’ is men steeds meer de nadruk gaan leggen op de organisatie van de boodschap, de opbouw en ook wel de strategie. Het is geen toeval dat | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
sommige van die opleidingen hun naam hebben veranderd en tegenwoordig communicatie-kunde heten. Nu is het inzicht dat goed communiceren meer inhoudt dan de juiste woorden gebruiken en grammaticale zinnen bouwen, verre van nieuw. Denk maar aan de klassieke retorica. Wel nieuw is de situatie: wij leven in zo'n ingewikkelde maatschappij dat er op het gebied van de communicatie(kunde) steeds meer werk te verrichten valt. In dit artikel gaat het echter over taalbeheersing in de oorspronkelijke betekenis van het woord. Ze is overigens een fundamenteel aspect van de communicatie. Ik wil mij beperken tot twee vragen. | |||||||||
Twee vragen
Wat het tweede betreft, denk ik vooral, maar beslist niet alleen, aan de overheid. Ik wil proberen heel concrete antwoorden te geven; het zijn uiteraard antwoorden van slechts één persoon, die bovendien al twee decennia lang werkzaam is ‘buiten de letteren’, nl. aan een economische faculteit... | |||||||||
Een natuurlijk procesHet is zinvol dat wij ons vooraf ook goed realiseren dat de invloed van de overheid op het gebied van de taalbeheersing en - ontwikkeling vrij beperkt is. De taal en de taalgemeenschap zijn immers entiteiten die in hoge mate op zelfstandige en ‘natuurlijke wijze’ evolueren... In hoge mate! De ingrepen van bovenaf kunnen dus slechts een beperkt maar niettemin reëel effect sorteren.Ga naar eind(2) | |||||||||
Gerichter optredenVerder lijkt het mij nodig erop te wijzen dat de overheid in kleinere taalgebieden veel bewuster, veel gerichter zou moeten optreden dan in de grote, omdat de natuurlijke mechanismen in het voordeel van de grotere entiteiten werken. Kleinere taalgemeenschappen die hun taal willen behouden, dienen dan ook niet alleen een overlevingsstrategie uit te werken, ze moeten een actief beleid voeren om in hun taal volwaardig te kunnen blijven functioneren. | |||||||||
De behoeften van de overheidWat zijn nu de behoeften van de overheid op het gebied van de taalbeheersing? Ze worden bepaald door haar functie. Welnu, de overheid heeft als taak met alle middelen welvaart en welzijn, zeg maar het geluk van de burgers te bevorderen. Ze moet ervoor zorgen dat het goed gaat met en in de gemeenschap waarvoor ze verantwoordelijk is. In een democratie betekent dat o.m. dat elke normale volwassen burger moet kunnen ‘meespreken’. Om deze doelstellingen te bereiken, moet de overheid efficiënt communiceren: de boodschappen die ze uitzendt (en ontvangt), moeten dus in principe zo duidelijk, precies en eenvoudig mogelijk zijn. Alle leden van de taalgemeenschap waarin ze optreedt, zouden ze (vrij vlot) moeten kunnen begrijpen, zonder enige hulp van anderen, die immers hun vrijheid kan beperken.Ga naar eind(3) Bovendien zou de communicatie zo weinig mogelijk moeten kosten. Wij staan van zo'n ideale situatie overigens nog ver af. Zo is uit een onderzoek van de Nederlandse Stichting voor Statistiek (1984) gebleken ‘dat 44% van de belanghebbenden bij een eenmali- | |||||||||
[pagina 103]
| |||||||||
ge uitkering geen aanvraagformulier hadden ingevuld, omdat ze dachten buiten de termen van deze uitkering te vallen’.Ga naar eind(4) Voor België bestaat, voorzover ik weet, geen soortgelijk onderzoek... Uiteraard is het een goede zaak als de overheid ook diplomatiek kan formuleren en op zo'n manier dat ze sympathie creëert... want ook die vergroot het rendement, zowel op ‘menselijk’ als op materieel gebied. | |||||||||
De belangen van de bedrijvenDe belangen en behoeften van het bedrijfsleven lopen wat de taalbeheersing betreft, in hoge mate parallel met die van de overheid en de individuele burger. Fundamenteel is het immers ook de opdracht van de bedrijven om voor welvaart en welzijn te zorgen. In ons economisch systeem gaat natuurlijk veel aandacht uit naar winst maken, wat overigens niet in strijd hoeft te zijn met de fundamentele doelstelling. Vaak is al aangetoond hoe onzorgvuldig taalgebruik tot geldverlies leidt, hoe een enkel verkeerd gebruikt woord aanleiding kan geven tot lange en kostbare processen.Ga naar eind(5) Slecht taalgebruik heeft zo dikwijls tot gevolg dat er nog eens een brief moet worden geschreven en nog eens getelefoneerd, dat verkeerd geleverd wordt, dat klanten afhaken enz. De behoefte aan ‘goedkope’, snelle, precieze, en diplomatieke taalhantering is hier dus wellicht nog duidelijker dan bij de overheid. Onze bedrijven opereren bovendien heel veel buiten de eigen staatsgrenzen: ze hebben er alle financieel belang bij om met hun communicatie een zo ruim mogelijk gebied te bestrijken. Met hun Franse boodschappen willen ze graag het hele Franse taalgebied bereiken (niet alleen Frankrijk, maar ook Wallonië, Canada enz. ), met hun Duitse het hele Duitse taalgebied, met hun Nederlandse het hele Nederlandse. Naar de behoeften van de individuele mens heb ik hierboven al een paar keer verwezen. Ook verder in deze tekst zullen ze nog ter sprake komen, al hebben wij het in deze bijdrage vooral over het bedrijfsleven en de overheid, die overigens fundamenteel bestaan om de behoeften van de mensen te bevredigen. | |||||||||
Wat te doen?Wat kunnen overheid (en bedrijfsleven) nu op taalgebied doen, en wat zouden ze volgens mij moeten doen? In dit artikel moet ik mij beperken tot een paar vrij algemene voorstellen.Ga naar eind(6)
| |||||||||
Verschillende talen?Wat de taaleenheid betreft, lijkt het mij, wellicht ten overvloede in dit blad, nuttig om op iets te wijzen wat je soms nog hoort of leest, nl. dat in Nederland en Vlaanderen verschillende talen gesproken zouden worden: het Nederlands en het ‘Vlaams’. Dergelijke uitspraken zijn vaak zelfs afkomstig van taalkundigen, die ons wijzen op tal van - overigens reëel bestaande - verschillen in het taalgebruik van Nederlanders en Vlamingen. De stelling dat wij verschillende talen zouden spreken, dat het Nederlands voor de Vlaming en het zogenaamde Vlaams voor de Nederlander dus een vreemde, zij het sterk verwante taal zou zijn, valt echter moeilijk te verdedigen. Buiten de sfeer van de ‘academische discussies’ kan dat heel makkelijk worden aangetoond. Welke Duitser die geen Frans kent, kijkt naar een discussieprogramma op de Franse televisie? Welke Engelsman die geen Spaans kent, is in staat een Spaans boek te lezen? Welnu, Vlamingen en Nederlanders kijken naar elkaars televisieprogramma's, luisteren naar elkaars radio-uitzendingen, lezen elkaars boeken, doceren aan elkaars universiteiten, praten met elkaar zonder tolk... Zoiets kan toch alleen maar binnen eenzelfde taalgebied. | |||||||||
[pagina 104]
| |||||||||
TaaleenheidO.m. om economische redenen hebben wij alle belang bij een zo groot mogelijke taaleenheid. Dat ik die niet zie als iets dat de creativiteit van de verschillende regio's verstikt, heb ik elders al opgemerkt.Ga naar eind(7) Het is verder duidelijk dat wij elementen uit de regionale varianten van het Nederlands ook buiten de eigen kleine kring voor artistieke of strategische doeleinden vaak bijzonder goed kunnen gebruiken. Maar hoe negatief en geldverslindend zou het niet zijn als een Nederlandstalig fabrikant twee handleidingen bij zijn toestellen zou moeten voegen, een voor Vlaanderen en een voor Nederland. Het hoeft gelukkig niet en het gebeurt dan ook zo goed als nooit. De handleiding moet echter wel zo efficiënt mogelijk werken: een argument voor de grootst mogelijke taaleenheid binnen de ‘zakelijke sfeer’. Dat sommige officiële organen en instellingen een andere inhoud en werkwijze hebben dan aan de andere kant van de staatsgrens, maakt de dingen al moeilijk genoeg: een argument dus voor eenzelfde juridische en administratieve terminologie waar dat maar enigszins kan. Iedereen, elk lid van de gemeenschap dus, is ook gediend met taalgebruik dat zo eenvoudig, zo toegankelijk mogelijk is. Ik ga hier natuurlijk even voorbij aan het belang dat manipulators hebben bij onduidelijk taalgebruik... | |||||||||
Dure, vreemde woordenOf een boodschap gemakkelijk overkomt, hangt samen met tal van factoren. Het heeft met de structuur van de boodschap te maken, met de zinslengte en -constructie, met het woordgebruik.Ga naar eind(8) De zogenaamd dure woorden, die de burger in zijn dagelijkse taal niet gebruikt, blijken de boodschap (vaak onnodig) een heel stuk moeilijker te maken. Vele daarvan zijn vreemde woorden. Zij ontzeggen dikwijls de toegang tot informatie. Ze worden heel vaak niet begrepen door wie niet onmiddellijk betrokken is bij de dingen waarnaar ze verwijzen. Kan iedereen begrijpen wat ‘call options’ zijn? Uiteraard, maar vraag eens aan wie niet met financiën, met beleggingen vertrouwd is, wat die term betekent. De meer ontwikkelde milieus ontzeggen veel taalgenoten - en laten we eerlijk zijn: ook zichzelf - heel wat informatie en welzijn door zoveel vreemde woorden te gebruiken. Wij kunnen ons dan ook de vraag stellen of het niet nodig wordt daartegen iets te ondernemen. Wij hebben uiteraard niet zelf ‘alle wijsheid in pacht’ en wij wonen gelukkig ook niet op een eiland. Dat wij met de dingen en begrippen uit het buitenland ook tal van vreemde woorden overnemen, is een heel natuurlijk verschijnsel. Maar zodra die vreemde woorden de communicatie bemoeilijken, moeten wij reageren. De vreemde woorden die door iedereen begrepen worden, waar iedereen vertrouwd mee is, hinderen echter niet. Helemaal niet of toch wel een beetje? Nee, ze hinderen helemaal niet voorzover taal slechts een technisch instrument zou zijn waarmee gecommuniceerd wordt. Maar is ze echt niet meer dan dat? Wie wil nog beweren dat de taal ‘gansch het volk’ is? Wie naar de ontwikkelingen in het Oostblok kijkt, ziet echter dat de nationale talen daar in de ontvoogdings- | |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
strijd een bijzonder belangrijke rol spelen. En wat te denken van de strijd voor het Spaans die momenteel in de VS wordt gevoerd, voor het overgrote deel door mensen die zich vrij probleemloos van het Engels als technisch communicatiemiddel bedienen? | |||||||||
Vreemdeling in eigen land?Dat de burger in zijn eigen taalgebied overal in zijn eigen taal terecht moet kunnen, behoeft geen betoog. Kan hij dat nog altijd bij ons of wordt hij zozeer met vreemdetaalelementen geconfronteerd dat het niet leuk meer is? Heeft dat geen negatief psychologisch effect op hem? ‘Mijnheer, ik lees daar zomaar in mijnheer dat mijn taal voor niets goed is?’ Want voor zo ontzettend veel heeft ze blijkbaar geen woorden... De meeste mensen liggen van dat alles natuurlijk niet wakker, maar er is zoveel waarvan zij niet wakker liggen. Dat ontslaat de overheid en tot op zekere hoogte ook het bedrijfsleven echter niet van de plicht om op te treden. | |||||||||
VoorstellenHieronder wil ik dan ook een paar voorstellen formuleren die de situatie naar mijn mening gunstig zouden kunnen beïnvloeden. Het uitgangspunt is daarbij dat de overheid de taal-eenheid daadwerkelijk wil, niet vanuit romantische overwegingen maar vanuit het inzicht dat ze in het belang is van onze gemeenschap, zowel in Nederland als in Vlaanderen. Als de overheid die eenheid wil, moet ze concrete maatregelen nemen om die te bevorderen. Deze maatregelen hoeven - het weze hier meteen gezegd - overigens niet zoveel te kosten. 1. De overheid kan in het kader van de Taalunie een gezaghebbend informatiecentrum oprichten, waarin Nederlandse en Vlaamse medewerkers samen, snel deskundig taaladvies verstrekken o.m. aan de overheid, de omroepen, de schrijvende pers en de bedrijven.Ga naar eind(9) Gelukkig maken de moderne technische middelen snel reageren mogelijk. En het is nodig. Er dienen zich immers voortdurend nieuwe dingen, begrippen en buitenlandse woorden aan. Samen kunnen de leden van de bovengenoemde commissie meteen een goede Nederlandse term kiezen, die verspreid wordt over het hele taalgebied.Ga naar eind(10) Medewerking van de universiteiten kan de kosten beperken. 2. De overheid kan ervoor zorgen dat onze taal in het politieke en economische leven het nodige ‘respect’ krijgt, o.m. door die zelf op voorbeeldige wijze te hanteren. Ze kan dat ook door te blijven vasthouden aan de eis dat de talen van alle lidstaten in de EG gelijkgerechtigd blijven. Om het even welk Europees land dat de eis om volwaardige erkenning van zijn ta(a)l(en) zou loslaten, zou zijn bewoners daarmee tot tweede- of zelfs derderangsburgers degraderen, met alle economische en psychologische gevolgen vandien. De overheid kan ook verplicht stellen dat elk (buitenlands) produkt dat in onze respectie-velijke landen wordt verkocht, voorzien is van informatie in het Nederlands. Wij zijn niet alleen grote ex- maar ook grote importeurs, m.a.w. belangrijke klanten. Zulke klanten kunnen eisen stellen. Daarvan zijn wij ons, op taalgebied althans, vaak te weinig bewust. 3. De overheid kan nog meer dan in het verleden zorgen voor onderwijs - in de ruimste betekenis van dat woord - dat de mondigheid bevordert en de taaleenheid vergroot. Goed onderwijs verstrekken, dat sterker maakt en vrij, is trouwens een van haar belangrijkste opdrachten. Ze moet daarbij ook ruime aandacht besteden aan de vreemdelingen die in steeds toenemende mate bij ons komen wonen. In hun en ons belang moet er voor degelijke (spoed)cursussen Nederlands op verschillende niveaus worden gezorgd (niet alleen, maar zeker ook voor bijna ongeletterde migranten!). | |||||||||
Alleen maar taal?Het zou, naar mijn mening, een vergissing zijn als wij ons in het moedertaalonderwijs, dat o.m. tot meer taaleenheid moet leiden, zouden beperken tot de beheersing van de taal. Wij dienen ook ruime aandacht te besteden aan elkaars cultuur en vooral literatuur, niet | |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
alleen aan de recente maar ook aan de oudere, die onze wortels en oude waarden toont. Goed literatuur- en (literatuur)geschiedenisonderwijs zorgt voor gemeenschappelijke referentiepunten die binden. Elkaars, voor een zo groot deel gemeenschappelijke, (literatuur) geschiedenis kennen, kan helpen om het wantrouwen en de emotionele afwijzing die wij zo vaak in Noord en Zuid ten opzichte van elkaar aantreffen, te verminderen. | |||||||||
Bedrijf en vakbondEn wat kan het bedrijfsleven doen? Als pressiegroep optreden, zijn stem laten horen bij de overheid en vooral het onderwijs, en kwaliteit eisen, ook wat de taalbeheersing betreft. Het bedrijfsleven kan verder initiatieven steunen zoals de Gouden Veer.Ga naar eind(11) En het zou nog veel meer kunnen doen. Zo blijft het velen verbazen dat er nog geen krant bestaat die zich op het hele taalgebied richt. En waarom werken de banken niet ook op taalgebied meer samen? Wie bedrijven zegt, denkt aan de rol van de vakbonden. Ook zij - de emancipatie ligt ze immers na aan het hart - kunnen eisen stellen, zowel aan de werkgevers (duidelijk geformuleerde, toegankelijke informatie) als aan het onderwijs, dat toch iedereen in dezelfde mate moet (proberen te) wapenen. ‘Dat ik voor niets goed ben?’ De overheid moet ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen zich ten volle kunnen ontplooien, ook in en met hun taal. Ze moet de hoeder zijn van onze taal. | |||||||||
Bibliografie
|
|