| |
| |
| |
Leo Apostel (o1925) (Foto Filip Claus).
| |
| |
| |
Leo Apostel
Een leven voor het onderzoek
Jacques de Visscher
JACQUES DE VISSCHER
is geboren in 1943 te Gent. Studeerde aan de Gentse Rijksuniversiteit en aan het Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas te Gent, waar hij kunstfilosofie en wijsgerige antropologie doceert. Hij publiceerde o.a. ‘De immorele mens’ (1975); ‘Kunst als spiegel voor de mens’ (1983); ‘Het geperverteerde verlangen. Ethiek en metafysiek in Shakespeares “Macbeth”’ (1988); ‘Het verhaal van de kunst’ (1990), ‘Over de levensloop’ (1990) en ‘Emmanuel Levinas. De werkelijkheid en haar schaduw’ (1990).
Adres: Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas, Zwartezustersstraat 34, B-9000 Gent
‘Zelfs indien ik duizend jaar zou kunnen worden, dan nog zou mijn leven niet lang genoeg zijn om alles te onderzoeken wat ik zou willen onderzoeken’.
Dit is een uitspraak van de Gentse filosoof Leo Apostel die hem heel sterk typeert. Wie hem kent, met hem heeft gediscussieerd - en zo zijn er honderden - of bij hem les heeft gevolgd - dat zijn er duizenden - weet dat hij iemand voor zich heeft gehad die al zijn emotionele en intellectuele energie in de kennis en in het onderzoek wil investeren en bovendien het rendement van deze investering opnieuw wil benutten. Er is haast geen domein van de kennis en van de wetenschap dat Leo Apostel onaangeroerd heeft gelaten, omdat in de zijnsleer of ontologie - de studie van wat is - in beginsel alles ter sprake moet kunnen komen. Dit is natuurlijk een onmogelijke opdracht, en dat weet Leo Apostel ook wel, maar een denkkader construeren waarin de hele werkelijkheid - zelfs als open systeem - in al haar geledingen een plaats kan krijgen, zal wellicht de stille droom zijn die vele wijsgeren in samenwerking met de gemeenschap der wetenschappers zouden willen realiseren. Om hieraan mee te werken wil Leo Apostel lang, heel lang leven. En tegen de achtergrond van dit verlangen kan de dood slechts een afschuwelijke absurd accident zijn. Deze dood is echter geen accident, maar kennelijk inherent aan het leven zelf, hoe moeilijk het ook schijnt te zijn van het leven de dood af te leiden. Een leven voor het onder- | |
| |
zoek betekent voor Leo Apostel bijgevolg een strijd tegen de absurditeit en tegen de tragiek dat de mens, ook niet de meest diepzinnige filosoof, aan deze absurditeit niet kan ontsnappen. Zinloos is deze strijd ook weer niet, aangezien het gevecht met de onwetendheid ten aanzien van de werkelijkheid, die soms zo weerbarstig lijkt te zijn, het enige soelaas betekent in het intellectuele avontuur van de mensheid. Verworvenheden van het onderzoek in liefde en geduld aan toekomstige generaties kunnen doorgeven, moet elke wetenschapper en wijsgeer het gevoel geven dat hij de dood toch een beetje heeft kunnen verschalken - alleen moet hij opletten daarin niet
overmoedig te worden.
Men zou verwachten dat iemand die zich op zo'n bewogen manier aan het wijsgerig en wetenschappelijk werk heeft gewijd, niet in de eerste plaats de conventionele paden van de academische carrière bewandelt, maar de voorkeur geeft aan een minder conformistische en dus avontuurlijker levensloop. Wie immers meer wil zien dan de doorsnee mens of zelfs meer dan de standaard-universitair geschoolde, kan zich niet aan alle conventies houden en kan nog minder alle uitgesproken en onuitgesproken spelregels van het universitaire leven kritiekloos eerbiedigen. Van een wijsgeer verwacht men altijd dat hij toch nog iets heeft overgehouden van zijn historische voorbeelden Diogenes en Socrates, die van oordeel waren dat ze hogere beginselen moesten dienen. Ook bij Leo Apostel kan men daar iets van terugvinden, al heeft hij zich lang aan de spelregels van de normale academische loopbaan gehouden.
Hij is geboren in Antwerpen in 1925; in dezelfde stad geniet hij van lager en middelbaar onderwijs; nog meer geniet hij van de belangrijkste literaire figuren van de eerste helft van de twintigste eeuw: Rainer Maria Rilke, Céline, Sartre, en ook de Nederlandse dichters Boutens en Roland Holst. Hij laat zich meeslepen door Richard Wagner en waagt zich aan zijn eerste wijsgerige lectuur: kardinaal Mercier, maar ook Schopenhauer, John Stuart Mill, Nietzsche, Sartre, en via Chestov leert hij Kierkegaard kennen. Na de oorlog verlaat hij Antwerpen voor Brussel waar hij filosofie studeert. Naar de Université Libre de Bruxelles trekken, is voor de jonge Apostel een uitdrukkelijke anti-katholieke keuze na zijn breuk met een kortstondige, maar gepassioneerde gelovige periode. Deze keuze betekent echter eveneens dat hij voor het filosoferen ook zijn moedertaal verlaat - weliswaar zonder die ooit volledig op te geven, integendeel, want naast het Frans en het Engels is voor Leo Apostel het Nederlands steeds een taal gebleven waarin hij heeft gepubliceerd. In Brussel zijn zijn belangrijkste leraren Eugène Dupréel (1880-1967), voor hem toen een oude wijze man die de jonge student tegelijk met de vraagstukken van de sociologie en van de waardensystemen confronteerde. Een zeker niet min- | |
| |
der belangrijke leraar is Chaïm Perelman (1912-1984), een veeleisende professor die met zijn studies in de retorica, de rechtsfilosofie en de argumentatieleer een wereldfaam heeft verworven. Onder zijn leiding schrijft Leo Apostel in 1948 zijn licentie-scriptie over de wetenschappelijke waardeloosheid van de introspectie en ook bij hem krijgt hij eind 1949 een aanstelling als wetenschappelijk medewerker aan de Brusselse universiteit. Deze nieuwe situatie biedt hem de gelegenheid aan een proefschrift te werken. Heel ambitieus denkt hij aan een hele reeks uiteenlopende thema's, maar uiteindelijk specialiseert Leo Apostel zich op een gebied dat hem
voor de rest van zijn leven heel nauw aan het hart zal liggen, de logica. Zijn dissertatie La loi et les causes verdedigt hij in 1953, maar voor die tijd gaat de jonge doctorandus nog elders zijn licht opsteken. Hij verblijft enkele maanden in Amsterdam om met de belangrijkste meesters van de wijsgerig geïnteresseerde wiskunde de dingen te bespreken die hem intens boeien. Het jaar daarop, in 1951, trekt hij naar de Verenigde Staten waar hij in Chicago kennis maakt met Rudolf Carnap (1891-1970), voor wie hij tot op vandaag een enorme bewondering heeft behouden. Afkomstig uit de beroemde Weense School en in 1935 naar Amerika uitgeweken, verte-genwoordigde Carnap voor Apostel toen, in het begin van de jaren vijftig, de authentieke persoonlijkheid die met zijn intellect, werkkracht en ambitie het programma van de geïntegreerde samenwerking tussen filosofie en wetenschappelijk onderzoek zou bezielen. In New Haven (Yale University) ontmoet Leo Apostel, naast de vele uren die hij aan zijn dissertatie besteedt, andere leraren, zoals de logici Hempel en Fitch. Zijn verblijf in de States sluit hij af met een korte studieperiode in New York. Terug in Brussel (1952) maakt hij zijn proefschrift af. Dit betekent het einde van een periode waarvan het belangrijkste resultaat, naast de titel van doctor in de wijsbegeerte, een heel arsenaal vragen is, waaraan hij zich veel jaren wil wijden. Een deeltijdse functie als wetenschappelijk medewerker te Brussel en later een contract bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek geven hem de mogelijkheden om het grote intellectuele avontuur van het onderzoek binnen de academische kanalen voort te zetten. Hij kan deelnemen aan de vele boeiende congressen en symposia in binnen- en buitenland en hij kan discussiëren met de meest eminente vertegenwoordigers van de wijsgerige stromingen waarin hij zich in min of meerdere mate thuis voelt. Voor de leek in het filosofievak zeggen de namen Alfred
Tarski, Karl Popper, Peter Strawson, Gilbert Ryle, Willard Van Orman Quine, Ilya Prigogine, John Longshaw Austin en John Rogers Searle wellichtniet zo veel. Voor elke beginnende wijsgeer echter, die zijn academische carrière door onnoemelijk veel vragen van kennistheoretische en logische aard laat bezielen, betekenen zulke internationale contacten en discussies een ware schatkamer, waaruit men nog lang dient te putten. Deze confrontaties in de intellectuele strijd moet men hebben en ondergaan wanneer men jong is, omdat men later niet meer de soepelheid van geest heeft om er de vruchten van te plukken. Dat heeft Leo Apostel goed begrepen en hij heeft er dan ook het maximum uitgehaald. Dit alles resulteert uiteraard in een aantal publikaties die de nodige aandacht trekken; ook creëert hij (samen met Jean Ladrière - een eminent filosoof uit Leuven Frans die bij ons te weinig aandacht heeft gekregen - en Samuel Issman) een discussie-forum in de
| |
| |
vorm van het tijdschrift Logique et Analyse, een vakblad dat vandaag nog steeds bestaat. Maar wellicht een van de belangrijkste gebeurtenissen in Apostels intellectuele avontuur moet ongetwijfeld zijn ontmoeting en samenwerking met de bioloog-psycholoog-wijsgeer uit Genève, Jean Piaget (1896-1980) zijn geweest. De Zwitserse geleerde verstond de kunst om onderzoekers uit verschillende disciplines samen te brengen en aan het werk te zetten om meer inzicht te verwerven in de zich ontwikkelende denkstructuren van het opgroeiende kind. Op die manier kon Apostel in een inter-disciplinair verband werken, zonder dat dit hoefde mee te brengen dat iedereen het met iedereen eens zou zijn. Deze houding is Apostel tot op vandaag bijgebleven: men kan en moet soms hard vechten om het eigen standpunt te kunnen verdedigen, maar men mag het niet opgeven zolang men niet van het tegendeel is overtuigd. Dit van de ander aanvaarden en de ander de mogelijkheden van het eigen standpunt gunnen, vormt het ABC van de verdraagzaamheid, dat trouwens niet alleen in het vrije wetenschappelijk onderzoek van belang is, maar ook in religieuze, ethische en politieke aangelegenheden. Dit is de openheid van het pluralisme dat geen indifferentisme of relativisme dient mee te brengen of dat ook niet op een dwingend akkoord moet uitlopen. Apostel en Piaget waren het vaak met elkaar oneens, maar dat belet niet dat een jaar onderzoekswerk in het Geneefse centrum (1955-1956) voor de Vlaamse filosoof bijzonder vruchtbaar is geweest.
Terug in België verwerft hij de leerstoel logica aan de pas opgerichte Vrije Universiteit van Brussel (september 1956) en bijna een jaar later (april 1957) krijgt hij een analoge aanstelling aan de Gentse rijksuniversiteit, een monopoliepositie voor de jonge niet-katholieke Vlaming, op dat ogenblik eenendertig jaar. Het is een benijdenswaardige positie die tegelijk veel mogelijkheden biedt, maar ook zwaar op Apostels schouders zal wegen: een druk academisch leven, aan de vooravond van de universitaire expansie met al haar administratieve en politieke conflicten en een toenemend aantal studenten waarvan men - voorzichtig uitgedrukt - niet kan zeggen dat zij allemaal zo sterk intellectueel geïnteresseerd zijn, laat staan gretig uitkijken naar de vernieuwing in de discipline van de logica en de kennisleer. In kleinere seminaries te Gent, waar hij vooral de studenten met de vernieuwing in de wijsgerige antropologie confronteerde, vindt hij niet zelden het bedrijvige en weetgierige klimaat terug dat hem zo sterk zou stimuleren. Gelukkig slokt het universitaire leven hem niet volledig op; Leo Apostel krijgt nog de unieke gelegenheid om te Royaumont (Frankrijk) aan een internationaal symposium te participeren waarbij vertegenwoordigers van de Engelse taalanalyse (waartoe Leo Apostel in zekere zin toen ook hoorde) met vertegenwoordigers van de continentale fenomenologie discussiëren. Later zijn de teksten van de lezingen en van de gesprekken gepubliceerd (Parijs, Editions de Minuit) en nog in 1990 her- | |
| |
uitgegeven. Ook krijgt hij de invitatie om in de periode 1958-1959 twee semesters aan de Pennsylvania State University te doceren, een gelegenheid die Apostel niet in de eerste plaats te baat neemt voor de lessen zelf - hoe boeiend die soms ook mochten zijn - maar vooral voor de vruchtbare contacten die hij kan hebben met een aantal briljante figuren van de afdeling wiskunde. Als logicus heeft Apostel steeds de samenwerking met en de
inspiratie van mathematici gezocht omdat zij hem kunnen helpen in het zoeken naar de modellen om de werkelijkheid en de wereld met grotere precisie te beschrijven. Op die manier is de wiskunde voor hem niet langer een formeel gesloten systeem, maar integendeel, een brug naar de te beschrijven werkelijkheid. Eigenlijk niet te verwonderen, aangezien men mag veronderstellen dat de wiskunde niet als een zelfstandig apriori-systeem is geconstrueerd, maar de wereld voor-onderstelt en een unieke denkwijze is die, niet verzelfstandigd, een bepaalde structuur van de dynamische werkelijkheid blootlegt. De mathematica is informatief, zegt iets over het zijn; dit verhelderen (in een technische term: de ontologische basis beschrijven) is nu juist het onderzoek dat Leo Apostel in de jaren vijftig heeft verricht.
De Vlaamse filosoof blijft slechts een jaar in Amerika, hoewel hij er het liefst was gebleven, en keert in 1959 naar België terug; hij vestigt zich in Gent, omdat hij daar het grootste deel van zijn leeropdracht heeft. Aan de Gentse universiteit zal Apostel vervolgens een aantal grootse plannen ontvouwen om door een vernieuwd academisch leven bepaalde culturele en maatschappelijke hervormingen door te drukken. Tot die initiatieven behoren de oprichting van de sectie moraalwetenschap en een centrum voor interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek dat de verschillende universitaire faculteiten een andere onderbouw en organisatiestructuur zou geven. De vrijzinnige lobby, voornamelijk het Humanistisch Verbond, heeft het eerste initiatief gesteund. In samenwerking met jaap Kruithof en Lucien Deconinck wordt de sectie moraalwetenschap binnen de sectie wijsbegeerte opgericht. Maar Apostels doel was toen de wetenschappelijke studie van het ethische fenomeen; het uiteindelijke resultaat is echter dat de toekomstige leraren zedenleer in het rijksonderwijs slechts een diploma van licentiaat in de moraalwetenschap verwerven en dat - op enkele uitzonderingen na - de studenten geen andere ambitie hebben dan het verwerven van deze plaats in het officieel onderwijs. De vrijzinnige servitudes hebben het op de filosofische en wetenschappelijke interesse gehaald.
Het tweede project was veelomvattend en deed een beroep op alle faculteiten om de verschillende wetenschappelijke disciplines met elkaar te laten concerteren om eenzijdigheid in het onderzoek te vermijden en om vruchtbare synthesen te bewerkstelligen. Vooral voor de studie van de menswetenschappen zou dit een vooruitgang betekenen, maar ook de traditionele wetenschappen zouden er wel bij varen indien ze zouden worden gedwongen hun antropologische en filosofische vooropstellingen te onderkennen en hun onderzoeksprojecten een beter ondersteunde argumentatie en justificatie te verlenen. Voor dit Centrum voor Interdisciplinair Onderzoek heeft Leo Apostel bijzonder hard gestreden, maar zijn inspanningen werden niet beloond. Juist die faculteiten waarop hij zijn hoop had
| |
| |
gesteld, kantten zich tegen zijn voorstel, zodat het niet kon worden gerealiseerd. Voor de initiatiefnemer is dit project niettemin een droom gebleven die hij nooit heeft willen opgeven. Maar in het midden van de jaren zestig, op het ogenblik van de mislukking dus, was de teleurstelling bitter en hard. Niettemin had Leo Apostel nog enkele andere projecten en belangstellingssferen. Alleen hadden ze met betrekking tot zijn specialiteit in de logica, de kennisleer en de wetenschapstheorie maar zijdelings iets te maken. Zijn engagement betreft een aantal ideologische gebieden, zoals het Humanistisch Verbond, de Vrijmetselarij, de vakbondsactie en, via de groep ‘Eenheid’, de pluralistische strijd tegen de verzuiling. Ook hier waren teleurstellingen het eindresultaat: uit het Humanistisch Verbond en de Vrijmetselarij heeft hij zich in latere jaren teruggetrokken omdat deze organisaties politiek te burgerlijk zijn voor iemand die zijn anarchistisch-communistische overtuiging in toenemende mate laat meespelen in zijn publieke stellingnamen. Ook de socialistische vakvereniging blijft teveel in haar structuren en interne hiërarchieën en particuliere belangen opgesloten, terwijl de strijd tegen de verzuiling, vooral van het universitaire leven, niets heeft opgeleverd, integendeel. De verzuiling van de instellingen en van de benoemingen is nog nooit zo sterk geweest. Heel deze ideologische periode van actieve participatie heeft toch enkele uitdagende publikaties opgeleverd, zoals die over humanisme, vrijmetselarij, vrij onderzoek. Het belangrijkste boek is evenwel geschreven in samenwerking met Marcel Bots, Pluralisme en verdraagzaamheid (Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1966) dat als een voorbeeld van synthetisch reflectiewerk mag gelden.
Ondanks diepgaande persoonlijke problemen, die hij psychoanalytisch liet begeleiden en die met zich meebrachten dat hij nog nauwelijks kon werken in het tempo dat hij voordien wist te ontwikkelen, gaat hij aan het einde van de jaren zestig op een uitnodiging van Jean Piaget in om voor drie maanden in Genève het onderzoek van de oorzakelijkheidstheorie voort te zetten. Dit opnieuw aanknopen met het intensief wetenschappelijk en wijsgerig werk is toen de inzet geworden van een nieuwe vruchtbare periode, waarin Leo Apostel niet alleen veel heeft gepubliceerd op de meest uiteenlopende gebieden (logica, ethica, kennisleer, psychologie, politiek en religie), maar waarin hij weer zin krijgt om een en ander te organiseren, zoals de werkgroep ‘Communication & Cognition’ die interdisciplinair en in een dynamisch perspectief alle aspecten van de systematische kennis wil onderzoeken, of zoals het Centrum voor godsdienstwetenschappen, dat hij met Gabriël Sanders en Roger Thibau heeft gesticht. Dat Leo Apostel zich met het religieuze vraagstuk zou inlaten, is helemaal niet verwonderlijk. In zijn jeugd heeft hij met het katholicisme gebroken na een heftige geloofscrisis, vanaf dan heeft hij het geïnstitutionaliseerde religieuze milieu gemeden en uitdrukkelijk een atheïsme beleden. Dit heeft hem echter niet belet voor het universele fenomeen van het godsdienstige
| |
| |
belangstelling op te brengen. Meer zelfs: het mystieke in elke godsdienst heeft hem steeds gefascineerd; zo sterk zelfs dat hij in de mystiek een algemeen menselijke karakteristiek meent te ontdekken die men dan ook logischerwijze in een uitdrukkelijke atheïstische levens- en wereldbeschouwing moest terugvinden. In de vele geschriften die Leo Apostel de jongste twintig jaar aan het religieuze fenomeen heeft gewijd, komen enkele uitvoerige beschouwingen over een ‘atheïstische religiositeit’ met een erbij passende sacraliteit, mystiek en rituelensysteem voor. Op die manier ziet men de man die zich naast zijn haast bovenmenselijke pogingen om de wereld en het zijn zo wetenschappelijk - mathematisch, structuralistisch en systeemtheoretisch - mogelijk in kaart te brengen, tegelijk ook aangetrokken voelt door alle dimensies van wat men uit sciëntistisch oogpunt irrationeel zou noemen: religie, mystiek, psychoanalyse, existentiefilosofie en een uiterst emotionele houding ten aanzien van de muziek en de poëzie. De mens is een tegenstrijdig wezen, zo heeft Apostel meer dan eens geschreven en gezegd, en hij moet deze tegenstrijdige krachten voortdurend met elkaar confronteren.
In de jaren zeventig heeft Leo Apostel heel veel gewerkt. Met vernieuwde energie, met het enthousiasme van een beginneling en met een haast grenzeloze weetgierigheid exploreert hij de nieuwste domeinen en richtingen in zijn vakgebied (logica en kennisleer), zonder de soms conflictueuze confrontaties met de verschillende wetenschappen uit de weg te gaan. Zijn belangstelling voor het politieke krijgt een nieuwe impuls, niet in de zin dat hij in de eerste plaats zijn stem wil laten horen binnen de geijkte structuren van de beleidsinstellingen, maar wel in de zin dat hij uitdrukkelijker dan ooit aan de kant wil staan van diegenen die het sociale onrecht willen bestrijden. Daarbij is het hem niet om de grote ideologische leuzen te doen; die wil hij veeleer met zijn filosofische reflectie deconstrueren en ontmaskeren, opdat zich in het bewustzijn geen valse illusies zouden vastankeren.
In het kader van zijn wetenschappelijk werk schrijft hij een voor hem belangrijk boek in twee delen Matière et Forme (1974), een vrij specialistisch werk waarin hij de synthese van zijn kennistheorie uiteenzet en tegelijk een metafysica biedt die de structuur van de wereld vanuit de natuurwetenschappen wil beschrijven. Dit thema laat hem niet los. Deelaspecten van deze volumineuze studie werkt hij in de jaren die volgen verder uit. Gefascineerd door de eenheidsgedachte in de wetenschappen en in het menselijke gedrag, als antwoord op de eenheid van de werkelijkheid, blijft Leo Apostel tot op vandaag steeds maar verder werken aan een denken dat van deze eenheid de intellectuele gestalte moet zijn: een wetenschappelijke filosofie van de natuur. Hier blijft hij de universiteitsprofessor die met alle academische middelen die hem ter beschikking staan en die met de verworvenheden van zijn opleiding (gestimuleerd door zijn drie leermeesters: Chaïm Perelman, Rudolf Carnap en Jean Piaget) intellectuele arbeid wil verrichten. De universitaire instelling zelf verlaat hij, omdat hij, onder meer vermoeid door gezondheidsproblemen en teleurstellingen met collega's, daar niet langer het uitdagende en vruchtbare intellectuele klimaat vindt om er echt te werken. In 1976 verlaat hij de Brusselse univer- | |
| |
siteit en in 1978 de Gentse om zich, een beetje teruggetrokken, aan twee grootse projecten te kunnen wijden en om ook nog wat tijd over te hebben voor zijn privé-leven en zijn liefde voor poëzie en muziek.
Het ene project is het al genoemde grote boek over de natuurfilosofie, een wijsgerige synthese waarvoor hij uit de meest uiteenlopende wetenschappelijke en wijsgerige disciplines het gepaste materiaal wil verzamelen. Dit is het werk van de geleerde die zich in de stilte van zijn studeerkamer terugtrekt om te lezen en al schrijvend te denken. Zo'n natuurfilosofie vraagt vele jaren onderzoek en men mag nu maar hopen dat Leo Apostel, na het afwerken van zijn manuscript, de gepaste professionele en internationaal georiënteerde uitgever vindt om zijn werk de nodige verspreiding te geven. In het verleden is dit helaas niet gebeurd; Apostel heeft geen vaste uitgever die zijn werk verzorgt, zodat de belangstellende lezer soms nogal wat zoekwerk moet verrichten om bepaalde werken van de filosoof te vinden.
Het andere grote project verraadt opnieuw de veelzijdige en innerlijk tegenstrijdige persoonlijkheid van Leo Apostel. Tegenover de beweging van het zich terugtrekken om ‘het grote boek’ te schrijven, staat de beweging naar buiten om organisatorisch de structuur te creëren om in het maatschappelijk leven de interdisciplinariteit te bevorderen. Tot de onderscheidingen die Leo Apostel te beurt zijn gevallen - zoals doctor honoris causa aan de universiteit van Genève, of de Arkprijs van het Vrije Woord - behoort ook de prestigieuze John Solvay Prijs, waar een vrij groot bedrag aan verbonden was. Dit heeft hij onmiddellijk voor de oprichting van een studiecentrum voor het interdisciplinair onderzoek aangewend: Centrum Leo Apostel (CLEA). In samenwerking met de Brusselse Vrije universiteit en met een medewerker aldaar, Jaak Vanlandschoot, heeft hij een programma van projecten opgesteld die door allerlei werkgroepen een concrete gestalte kunnen krijgen. De bedoeling is niet louter intellectueel, want met dit interdisciplinair onderzoek wil Leo Apostel werken aan de constructie van een wereldbeeld dat voor de cultuur in crisis, een oriënterend model zou kunnen zijn om juist die crisis te overwinnen. Bijgevolg wil hij ijveren voor een ‘diepe verspreiding’ of popularisatie (geen vulgarisatie) van de resultaten van het onderzoek, opdat die de mensen het materiaal kunnen verschaffen voor de constructie van hun wereldbeeld. In zijn ideologische opdracht gelooft Leo Apostel immers dat een van de fundamentele aspecten van de diepe cultuurcrisis, waarin we momenteel leven, juist het ontbreken van wereldbeelden en wereldbeschouwingen is en dat in een snel evoluerende en pluralistische maatschappij, op industrieel-technologische grondslag, alleen veelheden van open en dynamische wereldbeelden, die actief gebruik maken van alle wetenschappelijke informatie waarover we beschikken, een boodschap
voor de gemeenschap bieden. Het grootse project van Leo Apostel heeft zich dan ook ontwikkeld in twee
| |
| |
deelprojecten, waarvan het ene streng wetenschappelijk, uiteraard interdisciplinair, onderzoek verricht. Hiervoor treedt hij zelf als organisator op zoekt mogelijke medewerkers, instellingen waar het werk kan plaatsvinden, financiers en sponsors, en verleent vanuit zijn eigen onderzoekservaring de nodige logistieke en conceptuele steun bij het opstarten van zo'n programma; voorbeelden daarvan zijn: het ontwikkelen van overzichten van de vele fysische, scheikundige, psychische en sociale mechanismen die de mens gebruikt om op de werkelijkheid in te grijpen, of het onderzoek naar de ‘presentatie’ en ‘zelf-representatie’ bij de verspreiding van informatie.
Het tweede deelproject, dat nu de naam Worldviews heeft meegekregen, gaat dieper in op de ideologische component en doet, afgezien van het interdisciplinaire karakter, ook een beroep op medewerkers met een uitgesproken verschillende levensbeschouwelijke achtergrond en traditie, omdat het inderdaad geen enkele zin heeft te menen dat men nieuwe wereldbeelden als modellen kan voorstellen die in geen enkel opzicht nog enige historische band met het verleden zouden hebben. Ook diegene die naar vernieuwing uitkijkt, is als lid van een gemeenschap of beschaving iemand die een hele geschiedenis met zich meedraagt. Dit ontkennen in de diagnose van de cultuurcrisis zou vervreemdend zijn.
Hoewel men het heeft betreurd dat Leo Apostel de universiteit zo vroeg verlaten heeft, kan men toch niet ontkennen dat hij in de academische wereld actief is gebleven, al is het op een onorthodoxe manier. Voor wat Leo Apostel al zo lang wil, is een universitaire instelling die zich grotendeels corporatistisch opstelt geen vruchtbare intellectuele gemeenschap. Bijgevolg moest hij structuren uitdenken die de besloten muren van de (verzuilde) instellingen doorbreken. Dit is nu eenmaal de eerste eis van het interdisciplinaire onderzoek waaraan Leo Apostel zijn leven heeft gewijd en waarvoor hij tot het einde wil strijden - en dit met een hardnekkigheid en passie die men bij weinig anderen kan terugvinden. Zijn existentiële situatie heeft hij zelf uitstekend verwoord in zijn dankwoord aan de jury die hem in 1988 de Arkprijs van het Vrije Woord heeft toegekend: ‘Ik weet niet, waarde juryleden, of u zich ten volle rekenschap geeft van het gevaarlijk gezelschap waarin u bent gekomen door de beslissing die mij heeft uitgekozen. Als zoon van de Verlichting blijf ik weigeren de rede te verachten. Als socialist blijf ik weigeren zin voor de totaliteit en haar organisatie te vereenzelvigen met Hitlers totalitarisme. Als utopist blijf ik weigeren in de crisis, waarin we ons bevinden, de doodstrijd van de cultuur van het Westen te zien (tegelijk oproepend om de ernst van de uitdaging te erkennen). Ik herhaal het, waarde juryleden, dit alles toont hoe oud en afgeleefd ik ben en hoe weinig ik op de hoogte blijf van de laatste Parijse mode. Met de koppigheid van de ezel, met de onschuld van de duif en met de sluwheid van de slang zal ik echter doorgaan op de ingeslagen weg’
| |
Selectieve bibliografie:
Het oeuvre van Leo Apostel zit versnipperd en verspreid bij verschillende, vooral kleinere uitgeverijen, zodat men het moet zoeken om het te vinden. Een vrij volledige bibliografie tot 1985 is opgenomen in het eerste deel van het weer zo moeilijk te vinden werk onder redactie van F. Vandamme en R. Pinxten: The Philo- | |
| |
sophy of Leo Apostel (Communication & Cognition, Blandijnberg 2, 9000 Gent). De delen twee en drie bevatten kritische teksten over het werk van Apostel, waarop de filosoof zelf uitvoerig antwoordt. Aan deze discussie participeren ook eminente geleerden uit binnen- en buitenland, zoals Mario Bunge, Newton da Costa, wijlen H.G. Hubbeling en wijlen Chaïm Perelman, Jean Ladrière, Robert Maier en Maria Nowakowska. Dit volumineuze (Engelstalige) driedelige werk geeft een goed beeld van wat Leo Apostel in de meest uiteenlopende domeinen heeft aangesproken. Eveneens heel boeiend, maar anders opgevat, is het dikke interview-boek, samengesteld door Jaak Vanlandschoot en Koen Raes, Afbraak en opbouw (Brussel, Vrije Universiteit, 19862). De vraagstellers zijn er op een uitstekende manier in geslaagd om Leo Apostel zowel op diepzinnige vraagstukken uit de geschiedenis van de wijsbegeerte als op allerlei ideologische actualiteitsproblemen in Vlaanderen en in de wereld te laten ingaan. Verder vindt men, afgezien van de internationale vakbladen (logica en kennisleer), de jongste dertig jaar tientallen artikelen en vraaggesprekken in semi-vaktijdschriften, culturele periodieken en weekbladen in Vlaanderen en Nederland, zoals in: Heibel, Kultuurleven, Tijdschrift voor Geestelijk Leven, Tijdschrift voor Diplomatie, Diogenes, De Nieuwe, Humo, Kritiek, Restant, De Uil van Minerva, Wijsgerig Perspectief, Intermediair, Tijdschrift voor Sociologie, De nieuwe maand, Knack, Tijdschrift voor de Studie van de Verlichting en van het Denken, Vlaams Marxistisch
Tijdschrift, Socialistische Standpunten, Persoon en Gemeenschap, De Vlaamse Gids, Dialoog, De Nieuwe Stem enzovoort.
|
|