Vlaams Archief 1987
Mark Grammens, journalist en uitgever, publiceert nu al enkele jaren een reeks essays. In deze Aktueel-reeks zijn een twintigtal deeltjes verschenen. Zijn uitgeverij bracht ook al twee Jaarboeken Vlaamse Literatuur uit en nu kwam het eerste Jaarboek Vlaams Archief op de markt. De bedoeling van deze jaarlijks terugkerende uitgave is opstellen te publiceren die verband houden met de Vlaamse Beweging. Elk Jaarboek zal drie delen tellen: een eerste deel bevat standpunten, analyses of ook memoires in verband met de Vlaamse Beweging; het tweede deel wordt telkens een dossier, dit jaar aan Voeren gewijd, en het derde deel tenslotte brengt allerlei bijdragen over politieke, economische, sociale en culturele aspecten van de Vlaamse ontvoogdingsstrijd.
Dit eerste jaarboek opent met een artikel van Mark Grammens zelf. Hij bespreekt daarin het algemeen heersende idee dat het niet goed gaat met de Vlaamse Beweging. De auteur ontkent dit zeker niet, maar hij onderstreept de tijdelijke aard van dit verschijnsel. Bewegingen zoals de Vlaamse Beweging vertonen steeds een cyclisch aspect, d.w.z. dat na een periode van geringere belangstelling een toename van de interesse zal volgen. ‘Uit deze windstilte in de Vlaamse Beweging mag zeker ook nooit worden afgeleid dat Vlaanderen toegevingen zal accepteren’, zegt trammens, ‘want die toegevingen kunnen juist het element vormen dat de Vlaamse Beweging nodig heeft om uit haar slaap te ontwaken’.
Als voornaamste oorzaak voor de huidige onverschilligheid ziet Grammens de algemene teleurstelling over de zogenaamde federalisering. Dit federalisme is nadelig voor Vlaanderen. Grammens vraagt zich trouwens af of federalisme in het voordeel van Vlaanderen kan zijn? Volgens hem kan Vlaanderen alleen dan een gunstig federalisme tot stand brengen als het de macht heeft. ‘De volkeren in België voeren een strijd om de macht’. De Vlaamse Beweging heeft geen andere doelstelling dan ervoor te zorgen dat de overwinning naar Vlaanderen gaat. ‘Wezenlijk is federalisme slechts een vorm van decentralisatie van de wetgevende en uitvoerende macht, en heeft het rechtstreeks niets te maken met de Vlaamse nationale eisen, die een wijziging in de Belgische machtsverhoudingen vergen’.
De tweede reden voor de huidige windstilte is volgens de auteur het feit dat over het hierboven ontwikkelde thema bijna niet openlijk van gedachten wordt gewisseld. Hij klaagt in dit verband ook de houding van die Vlamingen aan die deelnemen aan de bestaande Belgische machtsverhoudingen. Aan de top van de Belgische machtspiramide treft men nog slechts twee groepen van betekenis aan. Dat zijn in de eerste plaats de Walen en francofonen die uitsluitend francofone en Waalse belangen behartigen en in de tweede plaats de in Vlaanderen geboren goede Belgen die de Belgische zaak dienen. Men treft in het machtsspel dus wel Vlamingen aan, maar niet de Vlaamse natie.
Als derde reden tenslotte ziet Grammens het feit dat de cultuur in Vlaanderen in haar voornaamste uitingen niet meer Vlaamsgezind is en geen rol meer vervult in de Vlaamse Beweging. De abdicatie van de Vlaamse cultuur is totaal, ze staat ook helemaal los van elk reëel sociaal engagement.
De auteur stelt voor, deze periode van verminderde daadkracht van de Vlaamse Beweging aan te wenden voor reflectie op en analyse van de in het verleden begane fouten. Al sinds W.O.I. bestaat in de Vlaamse Beweging de consensus dat haar doelstellingen alleen bereikt kunnen worden door zelfbestuur, maar de concretisering van die eis moet nu op een andere manier gebeuren. ‘Zelfbestuur betekent het bezit van de macht om zelf over alles te beslissen’, dat wil dus niet zeggen dat Vlamingen zelf over Vlaamse zaken kunnen beslissen. Nee, Grammens stelt dat zelfbestuur betekent: ‘dat de Vlaamse meerderheid zich als meerderheid in België manifesteert, haar meerderheidsrechten opeist, de francofone macht omverwerpt en het lot van dit land in handen neemt, zowel politiek als economisch, syndicaal en op alle terreinen’.
Na deze belangrijke bijdrage van Grammens volgt een artikel van Manu Ruys. Hij schetst de huidige Vlaamse maatschappij als een samenleving ‘die niet leeft en reageert als een volk en evenmin de ambitie vertoont een natie te zijn, maar zich laat leiden en misleiden door een (...) elite die tevreden is met de verworven voordelen en die niet bereid is de hoofdrol te spelen die haar toekomt...’. Ruys stelt ook dat de kracht van Vlaanderen zal moeten liggen in de creativiteit van zijn cultuur. Tenslotte wordt dit eerste deel besloten met een terugblik van de vorige Davidsfonds-voorzitter Clem de Ridder op het Egmontakkoord, dat tien jaar geleden werd afgesloten.
Het tweede deel van Vlaams Archief 1987 is een dossier over Voeren. Hierin zijn artikelen opgenomen van Jan Verroken, Herman Todts, Guido Fonteyn en tenslotte een dagboek van een Voerense kroongetuige Guido Sweron.
Het grootste deel van het Jaarboek wordt besteed aan Feiten en meningen, een elftal artikelen over uiteenlopende onderwerpen zoals Brussel, literatuur en beeldende kunsten, economie, ‘Vlaanderen in de wereld’, en tenslotte een historisch essay over