Holland Festival Oude Muziek Utrecht 1987
Jean Philippe Rameau debuteerde als operacomponist op 50-jarige leeftijd, maar vanaf dat moment toonde hij een ongekende produktie. Drie grote theaterstukken per jaar was geen uitzondering, voeg daarbij circa 2 000 bladzijden theoretische verhandelingen! De schuwe Rameau, die een bezoeker ook al had hij deze nog maar kort geleden ontmoet, niet wist te herkennen, schijnt - aldus een getuigenis van zijn echtgenote - nooit over de eerste veertig jaren van zijn leven te hebben gesproken. Hij twijfelde aan zijn talent. Diezelfde Rameau was de spil op het Holland Festival Oude Muziek te Utrecht, waarvan het hoofdthema luidde: Franse barokmuziek.
Werk van Jean-Baptiste Lully (driehonderd jaar geleden gestorven) ging vervelen, werd monotoon zonder het visuele complement, maar de geniale Rameau bleef ook in de concertuitvoeringen van zijn theaterwerk (Hyppolyte et Arici en Pygmalion) glansrijk overeind. La Petite Bande musiceerde behoorlijk, maar toch ook wat routineus. London Baroque (Lully's La Grotte de Versailles) klonk sprankelender en overtuigde nog meer in een masque van John Blow (Venus and Adonis), waarmee werd gepreludieërd op het thema in 1988: Engelse muziek uit de tijd van Blow en Purcell.
Nog steeds zijn de Engelse ensembles superieur (The Consort of Musicke, The Hilliard Ensemble, The Tallis Scholars), maar het is frappant hoe dicht het Franse Les Arts Florissants deze modellen weet te benaderen. Er wordt slordiger gezongen, feller, minder afgewogen, er zijn uitschieters, maar het klinkt wèl zo spannend!
Uit de eerste lichting zijn inmiddels figuren als Dominique Visse, Agnès Mellon en Jill Feldman ‘uitgevlogen’ in solocarrières, maar dirigent William Christie had een nieuwe groep jongeren weten te verzamelen die nauwelijks voor genoemde sterren onderdeed, de vierde generatie inmiddels. Je vraagt je af waar hij ze vandaan haalt... Zó lang is het niet geleden dat Frankrijk op het gebied van de authentieke uitvoeringspraktijk vrijwel niets wist bij te dragen.
Les Arts Florissants vond ik nog het meest overtuigend in madrigalen van Carlo Gesualdo da Venosa, het tweede thema op het festival. Al die nerveuze wisselingen in stemmingen, een volstrekt onvoorspelbare muziek, ontstonden als het ware op het moment zelf. Ongelofelijk spannend.
Ensembles als Fiori Musicali en Hortus Musicus Tallin deden zich voor het eerst horen. Fiori Musicali is me in een Buxtehudeprogramma (alweer een jubilaris) niet helemaal meegevallen. De samenwerking met Concerto Palatino en het monstrueus groot bezette jongenskoor uit Hannover leidde tot een wat log geheel, kwam niet echt van de grond.
Voor de eerste keer kwam een ensemble uit Oost-Europa over en deze (jonge)musici uit Estland, Hortus Musicus Tallin musiceerden alles behalve saai, bijna uitdagend vrij. Maar wat een authentieke uitvoeringspraktijk betreft, moesten er nogal wat puntjes op de i gezet worden. Het is ook een heel probleem om in die contreïen aan het benodigde materiaal te geraken.
Een bijzondere gebeurtenis vormde de reconstructie door Frits Noske van Monteverdi's Johannes Vespers, met Monte-