de kunstenaar zich omstreeks de eeuwwisseling van het heden afkeren.
De aardse realiteit werd aldus verlaten, universele waarden werden gezocht. Niet alleen in het rijke Europese christelijke verleden en zijn natuurlijke tegenpool, het occulte, maar ook in het Verre Oosten dat met de ontsluiting van China en Japan het artistieke en geestelijke universum van onze kunstenaars aanmerkelijk zou verrijken. Voor het zichtbaar maken van het onzichtbare zouden zij voortaan kunnen putten uit een ongekend scala aan wereldbeschouwingen. Niet samengebald tot één, allesomvattende theorie, maar eerder verpakt in een verrassende doos van Pandora waaruit een nieuwsgierige kunstenaar naar believen kan putten. Men deed dat in verschillende mate. Zo was de ene pionier van de abstracte kunst, Kupka, zelf een spiritistisch medium, beproefde hij alle mogelijke mystieke denkbeelden. Terwijl de ander zoals Piet Mondriaan, uit de schemer van mysticisme slechts leek te halen wat hij voor kunst en leven nodig had. Albert van den Briel over wiens levenslange relatie met Mondriaan het Haags Gemeentemuseum binnenkort een boekje publiceert, merkte daarover op: ‘Hij heeft, als elke echte schilder, niet de minste aanleg voor philosophie, en eventuele belangstellingen voor theosofie, antroposofie en maconnerie zijn zonder moeite terug te voeren op behoefte aan omgang met menschen’.
The Spiritual in Art werd geïnitieerd door het Los Angeles County Museum of Art, reisde daarna door naar Chicago om in Den Haag als enige plaats in Europa te eindigen. De opzet van de tentoonstelling is voor de Verenigde Staten betrekkelijk nieuw, in de museale traditie van dat land worden achtergronden van kunst niet vaak getoond. Interessant is dan ook de vraag hoe The Spiritual in Art zich verhoudt tot de Europese tentoonstellingstraditie. In dat verband neem ik u even mee naar Wenen waar afgelopen zomer de expositie Zauber der Medusa - Europäische Manierismen was te zien onder verantwoordelijkheid van Werner Hofmann die overigens tijdens een symposium in Den Haag op 4 september j.l. zijn standpunten heeft toegelicht. Een vergelijking tussen de Californisch-Haagse exercities en de Duits-Oostenrijkse gebeurtenis ligt voor de hand omdat in beide exposities het symbolisme een glansrol speelt en mystieke bronnen en boeken het getoonde larderen. Beide manifestaties stellen ieder op hun wijze de continuïteit van de westerse cultuur aan de orde, een verhaal dat hoe verschillend ook, wordt verteld met stilistisch zeer uiteenlopende werken.
Zauber der Madusa doet de Europese museumtraditie geheel recht wedervaren. De expositie is associatief, allerlei betekenislagen buitelen over elkaar heen. Ze is poëtisch en volstrekt pathetisch, expressie van de grootst mogelijke betrokkenheid van haar maker. The Spiritual in Art daarentegen scheidt de betekenissen, ze is afstandelijk, haar scheppers zijn geen gelovigen, wel in de kunst, maar allerminst in het gedachtengoed dat tot de abstractie heeft geleid. Het is een intellectueel concept. Hofmann poogt in Zauber der Medusa onverzoenlijke contradicties als ‘zwarte sneeuw’ en ‘gloeiend ijs’ toch te verzoenen en geeft evenzovele antwoorden op de talloze vragen die hij oproept. Maurice Tuchman, de verantwoordelijke conservator uit Los Angeles, daarentegen probeert met waardige distantie het universum te ordenen. De ene expositie is dialectisch, de andere staat voor de synthese. De kunstenaar is in Wenen een heros, een genie dat de wereld bevecht, in Los Angeles en Den Haag is hij de introverte bemiddelaar tussen onzichtbare en zichtbare werelden.
Enige feiten over de tentoonstelling: ze bestaat uit omstreeks 250 schilderijen, tekeningen en prenten uit zo'n 100 Amerikaanse